János Lackfi: Zeg eens, Heere, waar bent U?

Ik heb U gezocht in gras, boom en bloesem,
maar vond alleen natuurwetenschappelijke
waarnemingen, en ‘ohwatmooie’ momenten,
terwijl ik U zo verwachtte!
Ik heb U gezocht in de ogen van mijn kind,
Die tegelijk ook mijn ogen waren, En ikzelf keek op mijzelf terug.
Ik voelde het beangstigend grote voortbestaan,
De kracht wat vloeit van geslacht op geslacht,
Maar ook daar was U niet!
Ik heb U bij de dood van mijn vader gezocht in het huilen
en de knijpende pijn in mijn keel, in de vertwijfeling
van het uiteenvallende lichaam, in de kloven tussen
hoop en ontzetting, ik dacht: U moet toch ooit daarvandaan
tevoorschijn springen!
Ik heb U gezocht in het Woord, maar ik vond alleen maar haarkloven,
Het uitleggen van uitleggen, listige retorica, en ik wist niet
In welke tak van het labirint ik U kan ontmoeten.
Ik zocht U in de gemeenschap, eervolle mensen
Waren daar, maar even zielig en gebrekkig als ik zelf,
En in geen een van hen zag ik Uw gezicht.

Zeg eens, kind, waar was je?
Ik heb jou toch bericht met gras, boom en bloesem,
Maar je was veel te bezig met het onderzoeken.
Ik heb mijn geheimenis geplaatst in de ogen van je kind,
Maar je vaderlijke trots heeft dat verborgen,
Ik had je willen troosten bij de dood van je vader,
Maar je was veel te bezig met je ijver en beledigheid,
Je had geen tijd om naar mij te luisteren.
Ik ging zelfs in een boek kruipen voor jou,
Maar je vetrouwde niet op de letters,
Je ging duiden, rondsnuffelen, afwegen,
Je ging steeds terugschrikken, terwijl
Als je niet op de ene steen stapt, je ook het volgende niet bereikt.
Ik ging mijzelf uitdelen in de gemeenschap,
Maar jij was altijd op de uitkijk naar de gebreken,
En zag de mensen niet als mijn mozaiekstenen.
Als ik fluister, brul je over mijn stem heen,
Als ik roep, schrik je of hou je me voor wreed.
Je ego staat de hele tijd te springen tussen jou en mij.
Als je het maar af en toe even aan de kant zou schuiven,
Zouden wij eindelijk kunnen praten.
Ik mis je zo!

Dit gedicht van János Lackfi is vertaald door Csongor Attila Kelemen en wordt hier gepubliceerd met toestemming van de dichter. Het Hongaarse origineel hebben we hier gepubliceerd. Het is ook gepubliceerd in nummer 2020/11 van de Zwollei Harangszó en kan hier als PDF worden gedownload.