Jaap Wiegers nyugalmazott lelkész 2020 júl 12-én kelt írása a lutheránus templomban való találkozásunk emlékére. Barátja, Hans van der Horst volt a lelkipásztor-elődünk Ouwsterhaule és Scharsterbrug parókiáján. Sok énekeskönyvet és Bibliát hozott és küldött be titkos módon az ellenséges Romániába.
De inleiding
In 1966 ging ik biologie studeren in Utrecht. Ook ging ik op zoek naar een kamer daar. Een jaargenoot wees mij er op dat zijn broer in het kader van een uitwisselingsprogramma een jaar in Praag theologie ging studeren en dat ik in dat jaar zijn kamer kon gebruiken. Toen hij terugkeerde was het zo te regelen dat ik in het studentenhuis kon blijven wonen. En zo werd Hans van der Horst mijn buurman. In die tijd moest er af en toe iemand naar Tsjecho-Slowakije, Hongarije en Roemenië om de Nederlandse studenten die daar waren hun geld te brengen. Ook andere zaken werden daar heen gebracht. Toen er een keer een kwestie was die voor studenten theologie risicovol was, vroeg Hans mij of ik een reisje wilde maken. Zo ging ik met mijn vriendin met de auto van mijn a.s. schoonmoeder op weg naar Praag om onder andere een proefschrift dat dat geschreven was, maar daar niet gedrukt kon worden, op te halen. Als rechtgeaard student biologie lagen op het dashbord van de auto een vogelboek en een flora. En passant namen we de trilogie van Solsjenitzin mee. Dat zou de douane wellicht niet welgevallig zijn, daarom waren ze omgekaft als Nederlandse streekromans. De reis verliep zonder problemen. Het proefschrift, dat ik voor de zekerheid in zijn geheel gefotografeerd had, kwam ook op papier in Nederland aan.
Het vervolg
Naderhand heb ik meerdere bezoeken aan Oostbloklanden gebracht om studenten en predikanten te bezoeken en geld en lectuur over te brengen. Op een van die reizen werden we in de war gebracht door bordjes langs de weg, die leken een plaats aan te duiden. Omdat we niet naar dat plaatsje moesten reden we de andere kant op. Na nog enkele van die bordjes genegeerd te hebben kwamen we plotseling voor de poort van een Russische legerbasis te staan. Ik wist niet dat een Renault 4 (van Hans) zo hard kon rijden toen we de andere kant uit gingen. Het woord op het bordje, obchádzka, hadden we ook niet in ons Tsjechisch woordenboekje kunnen vinden. Het bleef dus een raadsel tot wij weer thuis waren. Toen vertelde Hebe Kohlbrugge, met wie ik inmiddels ook in contact gekomen was, dat dat woord Slowaaks was en dat de Tsjechische pendant objíždka was.
Even een paar jaar terug. Een jaar nadat Hans teruggekeerd was uit Praag zou er een Hongaars-talige student uit Roemenië naar Nederland komen. Voor hem werd met spoed een kamer gezocht. Omdat dat niet direct lukte verklaarde Hans zich bereid te gaan trouwen, waardoor zijn kamer vrij zou komen en hij in ons studentenhuis zou kunnen wonen. Ik heb bij de Stichting Studenten Huisvesting een stevig robbertje moeten knokken om hem in die kamer te krijgen. De dreiging dat die kamer anders niet officieel beschikbaar zou komen leidde tot toestemming. Zo kwam Antal Jozsef bij ons in het studentenhuis (5 kamers). Daar is hij een jaar gebleven. De laatste maand dat hij in Nederland was is ook zijn vrouw overgekomen. Acht maanden later werd in Roemenië hun zoon geboren, dus wij vinden dat Árpika half Nederlands is. Vele jaren later toen ik (inmiddels predikant geworden) in de Adwentskerk in Zwolle voorging, kwam ik hem in gezelschap van Ries Nieuwkoop weer tegen.
Ik weet niet mee alle details van al mijn bezoeken aan de Oostbloklanden, maar wel dat Hebe Kohlbrugge mij steeds instructies gaf hoe te handelen. Voor Hans van der Horst heb ik onder andere een diareportage van Praag gemaakt. Een keer heb een bezoek aan een predikant uitgesteld omdat ik voortdurend dezelfde persoon achter mij zag, die ook in etalages ging kijken als ik dat deed. Talloze boeken zijn, vermomd als streekromans door mij naar het oosten vervoerd. Zo heb ik op een reis naar Debrecen en Kolozsvár (Cluj) om studenten hun geld te brengen in opdracht van Hebe de douane omgekocht. In de trein van Debrecen naar Roemenië zei ik tegen de Hongaarse douane dat ik naar Kolozsvár ging, en die zetten zonder verdere controle een stempel in mijn paspoort. Datzelfde kon ik natuurlijk niet tegen de Roemeense douane zeggen. Na enige aarzeling accepteerden zij wel twee pakjes sigaretten en zetten hun stempel. Zo zijn een aantal Hongaars-talige liedboeken in de voering van mijn lange winterjas naar Roemenië gekomen. Ik had ze Hongarije, waar ik met het vliegtuig naar toe ging, binnen gekregen door op het vliegveld in de gaten te houden, dat alle controlebalies bezet waren en ben toen langzaam naar buiten gelopen. Als je dan buiten bent adem je even heel diep, want ook de cassetterecorder was veilig overgekomen.
Het einde
Aan de reeks expedities kwam een eind toen de Tsjechische douane pamfletten van Charta77 bij mij vond. Dat vonden ze niet goed. Met een groot rood stempel in mijn paspoort als ‘ongewenste vreemdeling’ ben ik teruggestuurd. Ik wist natuurlijk niet van wie ik die papieren had gekregen (iemand op het station in Rotterdam) en wat er in stond (ik kende geen Tsjechisch) en aan wie ik ze moest afleveren (iemand op het station in Praag). Ik had wel geprobeerd Tsjechisch te leren, maar toen ik zei: Nemluvím česky, geloofden ze mij niet.
Tot zo ver een aantal herinneringen.
Ez a visszaemlékezés eredetileg a Zwollei Harangszó 2020/6-7 számában jelent meg, amit innen lehet letölteni teljes egészében PDF formátumban.
Ook gepubliceerd in de tijdschrift van onze gemeente, Zwollei Harangszó 2020/6-7. Klik hier om het volledige nummer in PDF te downloaden.