In Memoriam: József Végh

Op 1 juni 2016 is op 91-jarige leeftijd mijn vader overleden, József Végh. Het was gisteren een jaar geleden. De begrafenis vond plaats op woensdag 8 juni 2016. De rouwdienst werd gehouden in de Bosbeskapel in Den Haag. Daarna werd hij begraven op de begraafplaats Oud-Eik-en-Duinen in diezelfde plaats.

Mijn vader werd op 19 mei 1925 geboren in Kecskemét, Hongarije, uit een familie van grootgrondbezitters. Hij bezocht het Gereformeerd Gymnasium in die stad, waarna hij theologie ging studeren aan de Gereformeerde theologische faculteit aan de Ráday utca in Boedapest. Hij behaalde hier zijn kandidaatsexamen. Hij sprak met liefde over hoogleraren en predikanten als Jenő Sebestyén en Vince Vas, die hem gevormd hebben.

Daarna (in 1948 ging hij studeren aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit in Amsterdam, toen nog aan de Keizersgracht. Hier haalde hij zijn doctoraal examen. Hoogleraren voor wie hij ontzag had waren Berkouwer en Nauta. Toen de communisten in 1949 de macht grepen in Hongarije, achtte hij het niet raadzaam naar zijn vaderland terug te keren. In 1952 werd hij predikant in de Gereformeerde Kerken.

In dat jaar trouwden mijn ouders ook. Mijn vader diende achtereenvolgens de gemeenten van Wons (Friesland), Andijk, Boechout (Belgie), Amsterdam-West, Aalsmeer en Scheveningen. Boechout was een soort evangelisatiegemeente. Velen voegden zich bij de gemeente. Hier was mijn vader in zijn element. Hij had de Vlamingen lief. Ook later nog sprak hij met liefde over zijn werk in Boechout. In Amsterdam kreeg hij te maken met de grotestadsproblematiek. Hij was zeer begaan met de oecumene, de samenwerking met de Rooms-Katholieke kerk, die toen nog veelbelovend leek. We spreken over de jaren ’70 van de vorige eeuw. Toen hij 63 werd ging hij met emeritaat.

Daarna verrichtte hij nog verschillende hulpdiensten in de kerk en daarbuiten. Mijn vader was verschillende malen lid van de Generale Synode. Hij was voorzitter van commissies, die handelden over leergeschillen in de Kerken. Er waren bezwaarschriften ingediend tegen de theologische opvattingen van de hoogleraren Harry Kuitert en Tjitse Baarda en de studentenpredikant Herman Wiersinga (deze laatste was overigens van 1961 tot 1966 predikant van de Gereformeerde Kerk op Mundo Nobo hier op Curaçao). De verantwoordelijkheid om de Kerken niet te laten scheuren drukte zwaar op hem. Hij noemde zich spottend de “laatste grootinquisiteur”.

Ik heb veel van hem geleerd. Hij stond mij, als ik het vroeg, met raad en daad bij, vooral met raad. Ik sprak graag met hem over kerk en theologie. Mijn vader was een dogmahistoricus. De geschiedenis van het dogma en de kerk interesseerden hem zeer. Hij las veel over Calvijn, Luther, Zwingli en Bucer. Regelmatig publiceerde hij over hen in kerkboden. Hij zocht de plaatsen op waar ze gewoond hadden.

Later ging hij zich ook interesseren voor de Oosters-Orthodoxe kerk. Hij hield zich bezig met ikonenschilderen. Ja, hij was ook een kunstenaar. Hij maakte glas-in-lood-ramen en hij brandschilderde ramen. Soms werden zijn werken opgesteld op een tentoonstelling. Hij schonk een glas-in-lood-raam aan de Protestantse Gemeente van Kudelstaart, aan wier wieg hij stond. Hij had een atelier aan huis. Mijn vader had ook een grote bibliotheek met theologische boeken. Hij hield van standaardwerken. Maar ook zijn verzameling kunstboeken mocht er zijn. Hij was ook geinteresseerd in kunstgeschiedenis.

Nu is hij niet meer onder ons. Hij heeft zijn leven geleefd. Hij heeft zijn Heer gediend. Hij is teruggekeerd naar zijn Schepper, na een werkzaam leven. “Ik heb de goede strijd gestreden, maar het geloof behouden”, zei hij altijd naar een woord van de apostel Paulus. We zullen hem missen. Ik wil iedereen bedanken, die met ons meegeleefd heeft rond dit overlijden. We ontvingen hartverwarmende reacties.

Origineel gepubliceerd op de website van Hans Végh, op 2 juni 2017 en wordt hier met zijn toestemming herpubliceerd.