We hebben vanaf het begin op U vertrouwd

Bijbellezing: Mt. 1:18-2:15

Tekst voor de overweging: Jesaja 9:1-6

Geliefde gemeente,

De sfeer van onze kerst, die verleden en toekomst samenbrengt, wordt het meest welsprekend samengevat in de openingszin van Albert Szenci Molnár’s Psalm 90: We hebben vanaf het begin op U vertrouwd. We zoeken deze zin tevergeefs aan het begin van de bijbelse Psalm 90, we vinden hem niet terug in de Hebreeuwse of Griekse teksten. Deze eerste zin komt uit het berijmde psalmvers, uit de pen van Clemens Marot. Ambrosius Lobwasser en Albert Szenci Molnár – die de kracht van de openingszin voelden – veranderden dat niet. Deze zin, de geloofsbelijdenis van vertrouwen, is niet alleen een van de grote realisaties van de Reformatie, maar is ook de sleutel tot de relatie van God met alle christenen, ongeacht de denominatie. De toon van de eerste kerst is ook vertrouwen: zonder vertrouwen in God zou elke verschijning van engelen naar het rijk der fabelen zijn verwezen. Zonder vertrouwen in God zou Jozef Maria hebben afgewezen, en zonder vertrouwen in God zouden de herders van Bethlehem niet heen en weer zijn gesneld naar de grotstal, en hun woorden zouden het hart van Maria niet hebben geraakt. Zonder vertrouwen in God zouden Simeon en Anna eerder de dood dan de Messias hebben verwacht. En de mens die op God vertrouwt, vertrouwt ook op zijn medemens: de wijzen van het Oosten openbaren vol vertrouwen ook het doel van hun reis naar Herodes. Hij vertrouwt echter niet op God, maar op zijn eigen brutale en gevreesde macht en wapens, en zijn wantrouwen zal tragische gevolgen hebben in Betlehem.

Maar onze advents- en kerstreizigers, de wijzen die vertrouwden op het teken aan de hemel, zullen door de Heer gered worden. Want ieder mens die op God vertrouwt, komt aan op zijn bestemming. Het kan via een omweg zijn, het kan door Egypte of woestijnen zijn, het kan te laat zijn, maar hij en zij zal er komen. Niet om over de finish te schieten, maar om elkaar te ontmoeten: om God te ontmoeten in zijn glorie, én degenen die vanaf het begin op Hem hebben vertrouwd.

Hier citeer ik een van de liedteksten van Béla Pintér, een hedendaagse Hongaarse evangelische zanger en muzikant. Rond Kerst vorig jaar verscheen dit nummer: Kom naar de kribbe Als je een herder of een wijs man was en tweeduizend jaar geleden leefde Wat zou je dan doen, zeg het maar gewoon, wat zou je doen, zou je bij de kribbe komen?! Als je een herder of een wijs man was, zou je dan die ster volgen of zou je de engel geloven die je bezocht? Kom vanavond naar de kribbe Je moet Gods oogappel ontmoeten. Zoek hier niet naar pracht en rijkdom, Zoek hem die de wereld verlost!

In het licht van modern onderzoek in de kerkgeschiedenis weten we dat in het begin van de 16e eeuw tientallen theologen de Reformatie van de Kerk wilden. Velen waren hoger opgeleid dan Luther, bekleedden een hoger ambt en hadden meer invloed. Lokale en onbekende priesters ook.  Maar wat is Luthers geheim? Waarom herinneren we ons hem? Misschien, omdat hij in zijn theologische studies niet alleen de noodzaak van hervorming begreep, maar ook in zijn leven werd het geloof in de exclusief angstaanjagende God overgenomen door vertrouwen in God: Hij vond de genadige God. Hij was aangekomen, thuisgekomen. En dit kostbare besef, deze rijkdom is niet beperkt tot het kader van het protestantisme.

Het verhaal van de geboorte van Jezus Christus begint met een geboorte. Met een krachtige kreet van een ijle kinderstem. Het horen van die stem is een van de meest buitengewone momenten van het leven. Misschien is het net zo bijzonder en aangrijpend om de stilte te horen die een stervend mens plotseling omringt wanneer hij zijn laatste adem uitblaast.

Het kind is klein, een pasgeborene – een bevend mensje dat volledig kwetsbaar is, en afhankelijk van de mensen om hem heen. Hij kan niets voor zichzelf doen. Het enige wat hij heeft is zijn gehuil, en daarmee geeft hij signalen af. Maar dat wekt in ieder geval geen angst op. Hooguit, als de ouders erg onervaren zijn en het kleine wezentje bijna niet durven aan te raken, omdat het zo kwetsbaar is. Maar een baby boezemt geen angst in. Je kunt er naartoe gaan, ze is weerloos, onschadelijk, doet niemand pijn, en heeft bovenal bescherming en zorg nodig.

Het aangezicht van God wordt geopenbaard in deze keuze. Hij wil zichzelf als zodanig tonen. We hebben het Oude Testament, met alle verhalen van het Oude Testament en het beeld van God dat daarin voorkomt. De alvermogende, de machtige God, de Heer der heerscharen, de toornige, voor wie we ons neer moeten buigen, omdat hij Koning is, en Majesteit.

En hier is deze baby. Hij heeft doeken om zich heen, zijn oogjes nauwelijks open, een zoete schat, die naar melk ruikt. Zou dat God zijn? Ja, dat is God ook.  De koning die, toen hij zijn hemelse troon verliet, een mens werd voor ons, voor de mensen. Hij nadert, zie je? Hij is gekomen, zie je? Opdat ook wij hem durven te benaderen, naar Hem toe durven gaan, hem durven te vertrouwen. Want dit is Hij ook, onze God, de Schepper, die een schepsel werd, opdat wij mogen geloven dat God de wereld zo liefhad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

We leven in een wereld die verwikkeld is in een vertrouwenscrisis. We voelen allemaal de dreiging en aanwezigheid van wantrouwen, angst, naar binnen gekeerdheid. Terwijl velen van ons bang zijn voor de opkomst van verschillende religies en culturen, kijken ook mensen van hetzelfde geloof, die dezelfde taal spreken elkaar nauwelijks in de ogen of vermijden ze elkaars blik. We vertrouwen elkaar niet, we weten niet wie we eerlijk wat kunnen vertellen. We verbergen liever onze zwakheden, zodat ze niet door anderen worden misbruikt. We vrezen voor onze status, voor onze vooruitgang, voor onze toekomst. Maar mensen die op God vertrouwen, vertrouwen elkaar ook.

Onze andere ellende is dat we ‘onszelf vanaf het begin vertrouwen’ en niet God, zoals in die extra eerste zin van psalm 90. We willen zelf onze problemen oplossen, we willen zelf de toekomst veiligstellen, we willen zelf alle storende elementen buitensluiten. De bijna ziekelijke zorgelijkheid wordt onderdeel van ons dagelijks leven. Zeker, niemand kan ontkennen dat er reden tot bezorgdheid is – onze eigen middelen, zowel intern als extern, zijn eindig. We kunnen opbranden, we kunnen opraken, we kunnen onze materiële, aardse veiligheid verliezen. Ons geld, onze gezondheid, onze kracht, onze liefde, ons zelfvertrouwen, onze levenslust, ons vertrouwen.

Ja, dit alles kan voorbijgaan, en het gaat ook voorbij, want uiteindelijk is alles wat uit ons voortkomt vluchtig. Niet voor niets huiveren we bij het lied van Péter Máté, dat door de massa lijkt te worden gezongen als een soort aardse geloofsbelijdenis: “Je leeft nu, wees nú voorzichtig om het goed te doen, want je geringste fout zal zich wreken.”
Menselijk gezien wel. Zorg er nú voor dat je het goed doet. Dat JIJ het goed doet. Maar wat als je het niet goed doet? Als je niet de juiste keuze hebt gemaakt, als je faalt, als valt, als je teleurstelt, of word je bedrogen? Waar moet je ziel het vertrouwen en de moed vandaan halen om te leven?

Wat reden geeft tot vertrouwen komt van de Eeuwige God. Wat, of Wie hij zendt, wat of Wie jou en mij vindt. Wij allen krijgen deel aan Hem, omdat zichzelf voor ons gaf. Want de geboren zoon van God werd niet alleen Jezus genoemd door zijn moeder, maar hij heeft ook andere namen: Wonderbaarlijke Raadgever, Machtige God, Eeuwige Vader, Vredevorst!

Is dat niet precies wat deze wereld nodig heeft, en wat wij, in de wereld, nodig hebben?!

Accepteren we dit goede aanbod?!

Op eerste kerstdag 2022 bidden we voor een sterker en blijvend vertrouwen. We willen God en elkaar meer vertrouwen. Om elkaar te ontmoeten met een open blik, om openhartig te spreken over zorgen, moeiten en om samen op pad te gaan en te zijn. We willen de gemeenschap rond de mensgeworden Christus ervaren. Niet alleen als het feest is.

Amen.

Preek van Rebekka Hermán Mostert. Verkondigd te Zwolle, op de eerste kerstdag, 25 december 2022 (op basis van Sándor Előd Ősz)