Ik herinner mij heel goed het gevoel welk ik in mijn jeugd heb gehad, toen ik na het lezen van een goed boek of het kijken van een mooie film, mij graag wilde identificeren met de hoofdpersonage. Het was natuurlijk meestal de sterke, de goede, de overwinnaar, die mij het meeste trok…misschien jou ook?
Na het lezen/horen van het Passie-verhaal: met wie zou jij je het liefst willen identificeren? Met iemand uit de menigte van Palmzondag? Met één van de handelaren die uit de tempel werden verdreven? Met de soldaten of priesters die Jezus gevangen genomen hadden? Met Pilatus? Misschien met één van de discipelen? Petrus, Johannes, de vrouwen of de Emmaüsgangers, of Thomas? Ik denk, afgezien van Jezus hebben wie niemand op wie wij in een volledig positief licht, als een voorbeeld kunnen kijken in het Passie-verhaal.
De evangeliën schrijven over verschillende details rondom de opstanding van Jezus, maar er is een scene, wat alleen bij Johannes beschreven wordt, wat er bovenuit staat. Wij hebben zeker allen schilderijen gezien waarop de opgestande Christus te zien in te midden van zijn discipelen. Vaak is daartussen ook Thomas te zien, die met zijn handen de wonden van Jezus aanraakt.
Wij vergelijken onszelf misschien niet zo graag met de “ongelovige” Thomas, maar toch verlangen wij net als hij naar de proef van zicht en aanraking als het gaat over de opstanding van Christus. Wij zeggen dan ook wel eens: tja, die discipelen toen hadden het wel makkelijk…maar wij?
Altijd, als Jezus spreekt, preekt of geneest, legt Hij de vinger op het zeerste punt. Hij behandelt niet de symptomen, maar altijd de oorzaak van het kwaal. Ook nu Hij bij de discipelen komt door gesloten deuren heen, wijst hij het meest gebrekkige punt aan: het geloof.
Kunnen wij de twijfel van Thomas echter ook positief benadere?
Wij treffen in het Evangelie twee andere plaatsen waar Thomas niet van zijn ongeloof, maar juist van zijn geloof en oprechtheid getuigenis geeft.
Eerst: In Johannes 11: 7-16, toen Jezus besluit dat Hij teruggaat naar Judea, om de ‘verslapen Lazarus’ op te wekken. De discipelen weigeren: “Meester, de Joden wilden U stenigen, en U wilt er weer heen?” Thomas is de enige die ook de gevaren van discipelschap op zich wil nemen. “Thomas dan, die Didymus genoemd werd, zei tegen zijn medediscipelen: Laten ook wij gaan om met Hem te sterven.” Als Jezus, de Meester dat wil, moeten wij Hem zelfs in levensgevaar volgen.
De tweede keer: In Johannes 14: 1-6 spreekt Jezus over de verborgenheden van de toekomst, die Zijn woorden ogenschijnlijk begrijpen. Alleen Thomas is het die toegeeft hoe onwetend zij eigenlijk allemaal zijn, en zij het nodig hebben dat Jezus het nader uitlegt. Hij zegt: “Heer, wij weten niet waarheen U gaat, hoe zouden wij dan de weg weten?” En Jezus antwoordt: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.” Dus Thomas verbergt zijn onwetendheid en onzekerheid niet met valse zekerheid.
Wij noemen hem dus “ongelovige” Thomas. Als wij hem nou een bijnaam willen geven, zou dat niet veel eerder “eerlijke” Thomas moeten zijn? Is het vreemd dat Thomas de getuigenis van Maria van Magdala met twijfel ontvangt? Wij denken dat hij de enige is die twijfel heeft, terwijl Lukas 24: 10-11 zegt: “(de woorden van de vrouwen) leken (de discipelen) kletspraat, en zij geloofden hen niet.”
De andere discipelen moesten ook eerst persoonlijk overtuigd worden van de waarheid van de woorden toen Jezus aan hen verscheen. Zij vragen er niet om, maar Jezus ken hun harten, en laat hen de wonden van de kruisiging zien. Nu is er geen ruimte meer voor twijfel: ik geloof, omdat ik zie. Ik geloof omdat ik het ervaar. Ik geloof omdat ik het met mijn handen mag aanraken.
Toch blijft de belijdenis van Thomas ontzettend belangrijk: wanneer hij de opgestane Jezus herkent, zegt hij: “Mijn Heer en mijn God!” Hij zegt niet alleen maar “Rabboeni, Meester”, iemand die hij 3 jaar lang heeft gevolgd, maar Hij herkent Jezus als Christus en God. Hij is de eerste die Jezus herkent als volledig mens en volledig God.
Als wij in alle eerlijkheid in dit Paasfeest de weg van geloof willen bewandelen, moeten wij de weg van Thomas bewandelen. Wanneer hij twijfel heeft in zijn geloof, verzwijgt hij het niet, alleen maar om ‘geaccepteerd’ te zijn door de anderen, maar als Hij Jezus herkent, kán hij zijn getuigenis ook niet meer verzwijgen.
En hoe antwoordt Jezus? Niet beschamend, niet spottend, maar vol begrip voor zijn ongeloof. Wat mag dit ook voor ons die ooit twijfels hebben in ons geloof, rustgevend zijn.
Thomas heeft in onze plaats de vraag van eerlijke twijfel gesteld. Zijn plaats onder de discipelen mag ons alleen maar daarvan verzekeren dat mensen die Jezus willen volgen in discipelschap, dat mogen (moeten) doen met heel hun hart, zien én verstand. Jezus verlangt niet van ons het uitschakelen van één van dezen. In het geloofsleven krijgt inderdaad ook het vragen, nadenken, zelfs de twijfel een plaats.
Persoonlijke ontmoeting: Wat had Thomas nodig om toch bevestigd te worden in zijn geloof? Een persoonlijke ontmoeting met de opgestane Christus. Hebben wij dat niet allemaal nodig? Dat wij de tekenen van Zijn aanwezigheid kunnen aanwijzen in ons leven? Geloof, is net als verliefdheid, intiem en persoonlijk. Anderen en wijzelf kunnen wel spreken over het geloof, maar het is pas dan ‘van ons’ als het gegrond is in een persoonlijke ontmoeting met de verrezen Heer.
De geloofsstrijd van Thomas was niet vruchteloos. Volgens de traditie zou hij de apostel van het verre India worden, waar hij als martelaar van het geloof zou sterven, op 3 juli in het jaar 72, op een berg naast de Indische stand Chennai.
Wij, Christenen van 20 eeuwen later, zijn Christenen van die “tweede genaratie”: ‘die niet zien, en toch geloven’. Dit maakt het Christenleven niet makkelijker, misschien wel persoonlijker. Hoe groot de beproevingen ook zijn, mag ik weten, dat mijn Heere en mijn God, die onuitspreekbaar meer heeft geleden dan ik zelf, naast mij is, en mij sterkt. Dit jaar, met Pasen, is Thomas mij held geworden vanuit de discipelen. Wilt u, Heere, mij ook zo’n gestreden, oprecht geloof schenken! AMEN
Samenvatting van de preek van Tibor Sándor Nagy die werd verkodigd te Urk, op de 51ste eredienst van de Hongaarse Gereformeerde Gemeente te Zwolle. Het Hongaarse origineel is hier te vinden.