Ek sien jou! (1 Johannes 4: 20-21)

Na 10 dagen doorgebracht te hebben in een van de meest indrukwekkende, veelzijdige, veelkleurige landen ter wereld, Zuid-Afrika kan het bijna niet anders dat ik de komende tijd een aantal van mijn preken met illustraties vanuit Zuid-Afrika begin. Het was een reis wat ik qua ervaring alleen met mijn reizen naar Israel kan vergelijken, ook voor het geloof verrijkend. We waren mee met een stichting, genoemd Bible League, om te zien, met wat voor projecten zij allemaal bezig zijn in Zuid-Afrika. Het bijzondere aan deze stichting is, dat ze wel in ontwikkelingslanden werkzaam zijn, maar ze helpen niet letterlijk mee aan de ontwikkeling. Dus niet door het bieden van financiële hulp, niet door bouwprojecten, geen andere soort hulp, alleen het verspreiden van het Woord, Bijbels, literatuur, en opleiding aan te bieden voor mensen die het woord dan verder brengen.

In Zuid-Afrika heb ik echt mogen ervaren dat de kracht van het woord niet in de grootte van de kerken of het aantal mensen ligt die een gemeente vormen…wij denken dat wel vaak…dat kwantitatieve groei de belangrijkste pijler is van het „succes” van Gods Woord onder de mensen, en dat de afname van kerkleden de meest betrouwbare pijler is van een “succesvolle” kerk. Maar dat is het niet, de grootste pijler is in hoeverre het Woord mensenlevens verandert, mensen tot inzicht, omkeer, bekering brengt, en vrede, liefde, hoop, geloof sticht in hun hart.

De prachtige indrukken begonnen gelijk de eerste dag. Ons groepje van 9 Nederlanders had een geweldige gids, een Afrikaner, boer, die ontzettend goed de natuur, de geschiedenis, de cultuur van Zuid-Afrika kent. En ook een lieve chauffeur, een jonge zwarte man. En door hun ogen hebben wij hun land mogen verkennen. En het allereerste project wat wij gingen bezoeken was een school, waar er een paar honderd kinderen netjes in groepjes gezet op ons zaten te wachten. En voordat wij uitstapten zei onze gids, Hannu tegen ons: Als jullie uit de bus stappen, begin dan niet gelijk met foto’s maken. Ik weet dat jullie dat heel graag willen, het zijn geweldige kindertjes, het zijn misschien de prachtigste kinderen van de wereld. Maar ze zijn niet kleine schattige dieren in een dierentuin, maar mensen. Dus ga eerst even met ze praten, ga bij ze knielen, op hun eigen niveau komen, ga even gek met ze doen, met ze spelen, ze toelachen. En het belangrijkste: ga ze groeten!

En toen vertelde hij: de groet is het belangrijkste wat je kunt doen als je iemand tegenkomt in Zuid-Afrika. Want de groet betekend, respect tonen. En dan niet alleen maar een groet als: Ey! Oi! Ujj! Jaja! Joe! – zoals wij dat gewend zijn op Urk, maar: Een goede dag, broeder! Een goede dag, zuster! Een goede dag, mama! Een goede dag, papa! Gaat het goed met jou? Het betekend: erkennen dat de ander evenzo een mens is als jijzelf. Het betekend: Ek sien jou!Ik zie jou.

Het pure feit dat hij dit heeft moeten zeggen, dat mensen in Zuid-Afrika nu bewust hun best moeten doen, om te laten zien: ek sien jou – ik zie jou als een gelijkwaardige mens…betekend dat zij het wel ontzettend moeilijk hebben gehad in hun geschiedenis van geweld, van oorlog, en apartheid. En nu zijn ze bewust bezig om de ander, ongeacht de huidskleur te zien als broeder, zuster, mama, papa.

En het pure feit dat onze gids het tegen ons heeft moeten zeggen, dat je eerst de mensen en vooral de kinderen moet groeten en met ze praten, met ze leuk doen, en spelen…betekend dat zeker heel vaak het tegenovergestelde is gebeurd: dat welvarende, westerse mensen naar ze toe gingen om ze in een foto te framen, en niet om ze echt te ontmoeten, maar om later te kunnen laten zien: ik ben daar geweest, en kijk wat ik heb gezien. Het is zeker vaak gebeurd dat mensen ze alleen maar op de foto wilden zetten, maar het kwam bij ze niet tot: ek sien jou – ik zie jou.

En deze gedachte, die wij daar de eerste dag gehoord hebben, ging wel de hele reis met ons mee. Waar wij ook kwamen, was dit de eerste gedachte die wij hadden: om eerst de ander te laten zien: ek sien jou. Ik aanvaard jou als een gelijkwaardige broeder of zuster, of broertje of zusje.

Wij hebben het al over het zien: En het was een ongelooflijke eye-opener, om dat mee te maken. Wij waren op een gegeven moment in een piepkleine, armoedige garage in een arme buurt. En daar kwamen mensen bij elkaar, in da gemeentetje waren ze voornamelijk bezig met kinderen, ze gingen ze onderwijzen, leren hoe ze in liefde met elkaar moeten omgaan…en hun predikant – pastor – zei: als hun ouders zien, dat bij de kinderen het Woord van God ook verandering in hun gedrag, in hun doen en laten voortbrengt, zullen zij misschien ook komen.

En we waren dus daar in die garage…een plek waar er niet genoeg zitplaatsen waren, waar sommigen op verfemmers zaten, anderen op slechte stoelen…een kleine rommelige garage. En kinderen, weten jullie wat het eerste was aar ik doen aan dacht? Jullie hebben dat ook zeker heel vaak, dat je denkt aan de arme kinderen, zonder speelgoed, zonder snoepgoed, soms zonder huis. En wij denken dan juist aan zulke kinderen. En ondanks dat wij dat misschien niet willen, denken wij met medelijden naar deze mensen. Maar wanneer je ze echt ziet…en je voelt de liefde en dankbaarheid die zij hebben tegenover God – dan kun je niets anders doen dan deze liefde te beantwoorden.

Want het is makkelijk om aan mensen te denken die ver van ons zijn, en zeggen: ik hou van ze. Maar die liefde wordt pas werkelijkheid wanneer je ze zelf ontmoet, en er contact ontstaat. Dus het is makkelijk om van iemand te houden, die je niet ziet.

En andersom is het ook waar. Het is ook makkelijk om iemand te haten die je niet ziet, of iemand tegen wie je je rug keert. Maar als je met diegene ook echt in gesprek raakt, merk je steeds meer en meer dingen op die je samen hebt met die persoon.

En de apostel Johannes gebruikt dit soort denken wanneer hij praat over God. Hij zegt: hoe kan iemand zeggen ‘ik heb God lief’, een God die hij niet heeft gezien, ondertussen dat hij zijn medemens niet lief heeft? Hoe kan iemand een Godvruchtig leven leiden, die bewust zijn en haar broeder en zuster ontwijkt, niet groet, niet in de ogen kijkt, niet wil leren kennen, niet wil liefhebben?

En wanneer wij als oorzaak en doel van ons leven zien om van God en van onze medemens te houden, moeten wij inzien, dat wij daarin jammerlijk falen, en meestal niet de ander, maar onszelf voor ogen hebben. God kunnen wij niet zien, en onze medemens willen wij niet zien…dus blijven wij alleen maar naar onszelf kijken.

Maar het Evangelie is anders. Het doel van het Evangelie is om ons te laten beseffen, dat God juist zichtbaar is geworden in Jezus Christus. Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond, en wij zagen Zijn heerlijkheid…je kunt pas van een mens houden als je hem of haar leert kennen, als je degene ziet, als je op hetzelfde niveau komt. Met God is het netzo…de mens van het Oude Testament heeft God wel leren kennen, en ook leren vrezen, en verlangen naar deze God, maar de doorbraak kwam op het moment dat deze God in Jezus Christus mens is geworden. Hoorbaar, tastbaar, voelbaar…zichtbaar. Hij kwam om ons niveau. Hij ging voor ons knielen, om ons te dienen als een knecht…De vleeswording van het Woord is hét belangrijkste thema van deze Eerste Brief van Johannes: wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij gezien hebben met onze ogen, wat wij aanschoud hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens…dat verkondigen wij u, opdat u ook gemeenschap met ons hebt, en deze gemeenschap van ons is er ook met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.” Johannes schreef deze brief met oog op mensen die docetisme hebben geleerd: dat Jezus Christus niet écht een mens is geworden, het leek alleen maar zo.

Maar dit was de enige manier om aan ons laten zien: Ek sien jou…God ziet ons…En Hij ziet ons niet alleen vanuit de hemel, vanuit ver. Vaak wordt er wel zo over gedacht: pas op wat je doet, want God is almachtig en Hij weet en ziet allen, Hij weet en ziet alles wat je doet, en hoe je je gedraagt, en hoe je bent. Maar Hij ziet ons ook op een ander niveau. Hij is op ons niveau gekomen…zo geworden als wij. Ten eerste om ons te redden en te verlossen uit ons zondige bestaan. Om onze zonden, tekortkomingen, gebreken, onze trots op zich te nemen en mee te nemen naar het kruis. Dit is de eerste en voornaamste reden.

En ten tweede, en Johannes is in zijn brief heel nauwkeurig daarin om te vermelden dat het ook gaat om het volgen van Zijn voorbeeld. “Hieraan leerden wij de liefde kennen, dat Hij voor ons Zijn leven heeft gegeven. Ook wij moeten voor de broeders het leven geven. – 1 Joh 3: 16-17“Geliefden, als God ons zo liefhad, moeten ook wij elkaar liefhebben.” – 1 Joh 4: 11

Volgens de logica waarmee God werkt moet elke keer wanneer wij een broeder zien, deze reactie bij ons ontstaan: ek sien jouDUS is het door de liefde van Jezus Christus mijn taak om jou lief te hebben. En dat zal niet betekenen dat je altijd zo’n warm gevoel voelt voor de ander. Soms zijn de mensen die je ziet juist de mensen die jij niet wilt zien…die je pijn hebben gedaan, die je al meerdere malen hebben bedrogen, mensen wiens gedrag je volledig afkeurt.

En het is zo makkelijk te zeggen: dit is een bedrieger, dit is een drugskicker, dit is een alcoholist, dit is een homofiel, dit is man of een vrouw die overspel heeft gespeeld, dit is iemand die zwart werkt, die is een moslim, die is een atheist, die is een ultra-liberaal – en wij gebruiken dat als excuus om de ander niet te willen groeten, niet te willen zien, niet te willen liefhebben. Die is toch zo veel anders dan wij… Dat zou van ons te veel verlangen.

En het is zo gemakkelijk om op Urk te zeggen: och, die zit bij die kerk, die bij de ander, dat is een zware broeder, veel te wettistisch, veel te somber, dat is een lichte zuster, veel te vrijzinnig, veel te vrolijk. Die wil niets met de kerk te maken hebben, die wil geen huisbezoek meer, die wil naar een andere kerk, die wil zich laten uitschrijven – goed, dan ben ik niet verplicht om die te groeten op straat, ik ben niet verplicht om die mijn broeder of zuster te noemen, ik ben niet verplicht diegene lief te hebben. Want hij of zij is toch zo veel anders dan wij…

Weet u waar mij dit gedrag aan doet denken? Lukas 18: 9-14. Jezus vertelt over de farizeeër en de tollenaar in de tempel. En ziet u het ook al voor zich? De farizeeër, voorin, de tollenaar achterin. En de farizeeër bidt – dank U, Here, dat ik niet zo ben als anderen, zoals deze tollenaar. En hij kijkt richting het altaar, richting een God die hij niet ziet. En hij keert zijn rug tegen de tollenaar, die hij niet wil zien. Met wie hij niet op hetzelfde niveau hoeft te zijn.

En de tollenaar…kijkt niet eens omhoog. Hij was zo overweldigd door schuldbesef, dat hij zegt: O, God, wees mij, zondaar, genadig. Nou, ook voor deze zondaar is Jezus gekomen. Voor de mens die niet eens omhoog durft te kijken. De mens die zich niet waardig voelt gezien te zijn, en tegen deze mens heeft Jezus laten zien: Ek sien jou! Ik ben geworden zoals jij. Ik heb jou zonden op mij genomen, om je te verlossen, om je hoofd op te tillen, om jou God te laten zien, de liefde die Hij is…en je helpen om de ander te kunnen aankijken.

Ek sien jou! – ik zie jou…klonk van onze gids in Zuid-Afrika. En het klonk elke keer in mijn hart gedurende onze reis, wanneer in al die prachtige mensen, broeders, zusters, ouders, kinderen, ouderen heb mogen zien…op elkaars niveau komen, elkaar recht in de ogen zien, en te beseffen: ik zie jou…en daarom heb ik de opdracht op jou lief te hebben. Ik zie jou…hoort altijd in ons hart te klinken, wanneer wij de mensen zien die om ons heen zijn: in onze families, op school, op straat, in de buurt, op ons werk, op reis…en omdat ik jou zie, ben ik verplicht om jou lief te hebben.

En wij hoeven dit niet uit eigen kracht te doen, maar als antwoord op die liefde, die Jezus Christus aan ons heeft getoond, toen Hij mens werd voor ons, toen Hij op ons niveau kwam, om te laten zien, wat liefde is. Geliefde gemeente, wij hebben een God, die als almachtige schepper alles weet en ziet, wij hebben een God die als eniggeboren Zoon naar ons ging omkijken, ons zoeken en vinden, en wij hebben een God die als de Heilige Geest ons wil vervullen met deze liefde. Mogen wij onze medemensen liefhebben omdat wij God liefhebben. En mogen wij God liefhebben omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. AMEN

Preek van Csongor Attila Kelemen. Zwolle, 9 februari 2020