Abrahams roeping (Genesis 12:1-3)

1De Here nu zei tot Abram: Ga uit uw land en uit uw bloedverwantschap en uit het huis van uw
vaderen naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam
groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. 3Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik
vervloeken, en met u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden.

Geachte belangstellenden, Gods volk! Beste vrienden!

Vanavond horen wij over een paar kleine menselijke gestalten, en uit hen kiest God er één, om een nieuw begin mee te maken!
Abram wordt geroepen, dat wil zeggen: losgeroepen en opgeroepen! En daardoor worden zij, samen met hun huishouding: migranten…
Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om deze roeping te verklaren. We kunnen geen antwoord geven op de vraag, waarom nu juist Abram geroepen werd…
Wel worden er drie dingen genoemd, die aangeven, dat de breuk met het verleden volkomen moet zijn.
Het gaat kennelijk om een totaal nieuw begin, en zo’n nieuw begin is alleen maar mogelijk als het God zelf is, die roept.

Iedere keer, als in de Bijbel de naam Abram of Abraham genoemd wordt, moeten we niet alleen aan die ene persoon denken, maar ook tegelijk aan die grote kring om hem heen, Israël!
En we mogen de kring nog wel wijder trekken ook: heel Gods gemeente in de wereld wordt door
Abrahams roeping aangesproken! Hier in Nederland, in Ukraine, of Roemenië, om maar drie, door ons bekende landen te noemen, waar wij vreemdelingen op aarde zijn!
In heel de geschiedenis van Abram is het roepende woord van God beslissend, het Woord, dat Abram
roept:

  • weg te gaan uit zijn land, uit zijn maagschap, dat is het achterlaten van zijn stam en familiekring
  • weg uit de vertrouwde omgeving en uit het huis van zijn Vader.

1.) Weg te gaan uit je eigen land is soms te vergelijken met een ramp. Oorlog, vervolging kan ook eenoorzaak zijn, net als honger. Er zijn dierbare banden, die worden “gedwarsgeboomd” door ijzerengordijnen, vluchtelingenkampen, wetten, enz. Denk maar aan de recente oorlogen in Syrië…In het geval van Abraham gaat het om een goddelijke roeping, en dan kan niets in de weg staan, geenfamilie, geen vrienden of mensensmokkelaars, geen grensposten…. Abram moet geheel vrij zijn om God te kunnen volgen in de wereld.

Gemeente! Nationale gevoelens moeten kennelijk ook ondergeschikt gemaakt worden aan de roeping door God! In het bijzonder voor de verstrooide Hongaren, wiens vaderland was beroofd of bezet….en is het soms echt moeilijk om te weggaan of vluchten en terugkeren…

Laten we allereerst aandachtig op Abram fucussen: hij krijgt van God een nieuw Vaderland, het land van de belofte. Het zogenaamde heilige land, waar eenmaal de voeten van de Verlosser hun sporen zullen achterlaten.

Volgens de Hebreeënbrief, hoofdstuk 11 hebben de aartsvaders – als vreemdelingen – het daar ook niet makkelijk gehad. Maar dat was uiteindelijk niet de hoofdzaak; de eigenlijke gebeurtenis in dat beloofde land was toch, dat de Here God daar streed voor de vrijheid van Abrahams kinderen, en dat tenslotte daar de bevrijder gekomen is in de persoon van Jezus Christus, die de volkomen vrijheid gebracht heeft, waarover wij lezen in Galaten 5.—-!!!!—–

2.) Langs die pelgrimsweg, gaat de HEER Abram zegenen. Abram kan dus niet gezegend worden als hij blijft in het land waar hij eerst woonde. En weet u waarin die zegen zichtbaar wordt in Abrahams leven? In Izaäk die geboren wordt. Maar dat gaat allemaal niet vanzelf: wat hebben Abram en Sara lang moeten wachten (van de zegen geldt hetzelfde als van al het goede: het komt soms langzaam)! De zegen wordt ook zichtbaar in zijn bezit en zijn rijkdom, in de voorspoed die hij ondervindt, in zijn bekendheid en het aanzien dat hij genoot. Vooral in het Oude Testament wordt die koppeling heel vaak gemaakt: tussen zegen en voorspoed op het gebied van rijkdom, kinderen en bezit.

Maar let op: dat zijn alleen maar tékenen van gezegend zijn. Ook als dat er allemaal niet is, kun je een zeer gezegend mens zijn, namelijk als je leeft in Gods tegenwoordigheid. De materiële zegeningen waarmee Abram gezegend wordt halen het ook niet bij de geestelijke zegeningen: dat hij een sterk geloof heeft, dat hij op God vertrouwt in moeilijke tijden en bij moeilijke keuzes, dat hij Gods kracht ervaart, dat hij bevriend is met God.

Gezegend zijn betekent vóór alles: dat je dichtbij de HEER leeft en dat Hij je altijd weer in zijn
aanwezigheid brengt.

Zo is dat voor Abram, en zó kan hij ook een bron van zegen worden. Dat is belangrijk om goed te zien: pas als je Gods zegen ontvangt en er ontvankelijk voor bent, pas dan kun je een bron van zegen worden

‘Ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn.’

Niet andersom: dat God je pas zegent als je een bron van zegen bent…… DUS: eerst is er de zegen van
God en dán worden we een bron van zegen!

3.) Weet u wat trouwens heel opvallend is? Dat dat woord zegenen in deze paar verzen zo vaak wordt genoemd. Maar liefst vijf keer. Het getal vijf is niet zonder betekenis. Het wordt wel het getal van de genade genoemd, een getal ook van volheid. Pinksteren valt bijvoorbeeld op de vijftigste dag na Pasen, dat is tien keer vijf: de genade op basis van Pasen wordt op Pinksteren vol gemaakt. Vijf is het getal van de boeken van de Thora. Vijf is ook het aantal vingers aan een hand. Daar is vast nog veel meer over te weten. Voor nu is interessant dat er een bijbeluitlegger is, die Genesis 12:2-3 verbindt met Genesis 1:3-5. Daar wordt namelijk vijf keer het woord ‘licht’ gebruikt! (God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht.)

Genesis 1 staat voor een nieuw begin. En dat geldt ook voor Genesis 12, Gods nieuwe begin met de
mensen door Abram uit te kiezen. Beide keren wordt dat begin gemarkeerd door een vijfvoudigheid, vol genade: licht en zegen. En als we dat met elkaar verbinden, dan zou je kunnen zeggen:

Gezegend ben je als je wandelt in het licht! Een bron van zegen ben je als je licht uitstraalt! En deze
woorden van Jezus komen opnieuw tot leven:

‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat levengeeft’ (Johannes 8:12).

4.) In de geschiedenis van Abraham trekt God zich tijdelijk terug van de volkerenwereld. Het lijkt alsof Hij de rest van de mensheid verder maar laat voor wat het is. Om alleen met Abraham verder te gaan.

Maar dat is niet zo. Van meet af aan heeft Hij het heil van heel de wereld op het oog. Toen God met
Abraham opnieuw begon heeft Hij aan ons gedacht. U, jij en ik kwamen voor in dat bijzondere plan.

Want Abraham krijgt een schitterende belofte mee. En in die belofte zijn wij in beeld.

Abraham moet weg uit zijn zekerheden. De welvaart, de bloeiende cultuur van het Tweestromenland.

Weg buiten de muren. Buiten de bescherming van de stam en de traditie van de familie.

Hij moet durven staan in een relatie, waarin niets anders meer bestaat dan God en hij. Roeping betekent allereerst een scheiding.

Een roeping betekent allereerst loslaten. Abraham heeft geen garantie dat het goed afloopt.
Op die roepstem past maar één antwoord: geloof.
Vertrouwen dat de stem die je roept betrouwbaar is.
5.) Met Abraham ontstaat een nieuw mensentype. Een nieuwe mens, die model kan staan voor anderen.

Aan Abraham kun je zien wat geloven is. Gehoorzamen aan een roepstem.

Wat zou u gedaan hebben in Abrahams situatie?

En laten we het maar meteen doortrekken naar ons eigen leven.

Wat doet u, wat doe jij wanneer je de stem van God hoort?

Want die stem klinkt telkens weer.

Hier in dit gebouw van de Plantagekerk vanmiddag, of als u thuis de Bijbel leest of bidt voor mensen in nood…

Gemeente, broeders en zusters! Ik zie en ik voel, dat er wordt een appèl op ons gedaan. God zegt: Ik wil met jou een nieuw begin maken.

En aan die roep zit een belofte vast. Zoals die voor Abraham geldt, geldt die ook voor ons.

Als je met Mij op weg gaat, zul je tot een zegen zijn voor anderen.

Ja, dat moet je dan wel willen. Dat verlangen moet er wel zijn in je hart. ————
!!!!!!!!!

Of misschien kan die roepstem van God dat verlangen in je wakker maken.

Dat je zo leert leven, dat je een zegen bent voor je omgeving.

Niet op jezelf gericht. Geen leven waarin alles draait om jezelf en je eigen voordeel.

Maar dat je het leven voor anderen de moeite van het leven waard maakt.

De weg van het geloof is een weg van vertrouwen. Laten we stappen zetten in geloof.

In geloof dat de stem die roept betrouwbaar is. Dat de belofte die gegeven is zal worden ingelost.
We krijgen geen enkele garantie……. Waarom zouden u, jij en ik die weg gaan?

Vanwege die stem! De stem van de Vader, die hoorbaar geworden is in de stem van Jezus.
Wat dat betreft is onze uitgangspositie beter dan die van Abraham.

God heeft al heel wat meer van zich laten horen. We hebben Hem in Jezus veel en veel beter leren
kennen. Hij reikt ons de hand.

Laten we zo ook in het nieuwe jaar en vanavond weer op weg gaan, verlangend naar de hemelse vrede en naar alle vormen van de vrede op aarde, met een gebed in ons hart….!
Willen we, durven we, het op de weg gezette kerkvolk zijn, die samen met de engelen dienstbaar wil zijn? Er zijn velen, die op ons staan te wachten! In deze gezang, hieronder, alles is samengevat voor het gedrag van een christenmens die telkens weer geroepen wordt tot de dienst van de naaste en om de naam van de Heere Jezus Christus, de Dienaar van de Dienaaren groot te maken:

Een volk op weg gezet om vrede tegemoet te gaan:
de toekomst die is aangezegd, moet doorverteld, verstaan, gedaan.
Zijn wij dat volk gewekt om op te staan? Wij gaan.

Wie gaat voorop, wil herder zijn, speurend naar water, plekken groen?
De wolven huilen in het bos, wie vindt een weg om recht te doen?
Wie vrede zoekt moet vechten in de loden schoenen van de angst.
Maar kreupel en verminkt geraakt, weten wij: toekomst duurt het langst.

Wie kent de armen langs de weg: gepakt, gebruikt, weer weggegooid?
Ziet iemand nog de blindeman, de stomme en de mankepoot?
Zien zij elkaar? Zij staan al op, helpen elkaar weer op de been.
Wij reisgenoten in de stoet horen van hen waarom, waarheen.

De koningen van man en macht zijn van hun schone schijn ontdaan,
nemen het voor de zwakken op, lopen aandachtig achteraan
Zij hebben eens het woord gehoord: ‘Wie groot wil zijn moet dienaar zijn’,
en elkaar dragend weten wij: dat woord zal ons ten leven zijn.

Wat wordt gezongen onderweg? Een levenslied tegen de dood:
‘Hij heeft de groten neergehaald en kleine mensen maakt Hij groot’.
Maar wie zijn wij? Wij gaan op pad, zingen elkaar de toekomst in.
Wij struikelen en staan weer op: iedere dag een nieuw begin.

Een volk op weg gezet om vrede tegemoet te gaan:
de toekomst die is aangezegd, moet doorverteld, verstaan, gedaan.
Zijn wij dat volk gewekt om op te staan? Wij gaan.

/‘Een volk op weg gezet’ Dichter-componist: Servaas Bellemakers. Bijbelplaatsen: Lucas 1:52 en Lucas 10:30-37 — NLB, 2013: lied 1002./

Broeders en zusters!
Net als voor Abram, mag voor ons ook gelden, dat de vlam van de verwachting in ons mag branden! Om Jezus wil, en door de werking van de Heilige Geest. Amen.

Met een gebed in ons hart: 1. Jezus, ga ons voor, deze wereld door, en U volgend op uw schreden gaan wij moedig met U mede. Leid ons aan uw hand naar het vaderland. 2.Valt de weg ons lang, zijn wij klein en bang, sterk ons, Heer, om zonder klagen achter U ons kruis te dragen. Waar Gij voor ons trad, is het rechte pad.

Preek van János Hermán Mostert. Zwolle, 12 januari 2020