Neervallen voor het kind – Mattheüs 2: 1-12
“En zij vonden het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden Hem.” Wat een opmerkelijk tafereel moet dat geweest zijn. Enkele volwassen mannen, vreemdelingen uit verre landen, die neervallen voor een klein kind. Kunnen wij ons dat voorstellen? Knielen voor een kind? In onze tijd en cultuur is dat bijna ondenkbaar. Wij spreken er nog wel over, maar we doen het nauwelijks meer. Zelfs buigen voor een volwassene kost ons moeite, laat staan voor een baby. Het voelt vreemd, ongewoon, bijna ongemakkelijk.
Toch was dat in andere tijden en culturen heel normaal. Ik moet denken aan een scène uit de film The Last Emperor, over de laatste Chinese keizer, Pu Yi, die op zeer jonge leeftijd keizer werd. In die film zie je hoe dat kleine jongetje naar buiten loopt, terwijl duizenden mensen in strakke rijen voor hem staan. Op een teken buigen zij allemaal tegelijk en vallen op hun knieën. Het was protocol, gewoonte, vanzelfsprekend. De keizer werd zelfs als een god vereerd. Misschien hadden de wijzen uit het oosten iets dergelijks verwacht toen zij op zoek gingen naar de pasgeboren Koning: pracht en praal, een paleis, ceremonieën, een koninklijk hof.
Maar zo liep het niet. De wijzen waren waarschijnlijk geleerde mannen en priesters uit Babylonië of Perzië, vertrouwd met sterrenkunde en oude geschriften. Door wat zij in de sterren zagen te verbinden met profetieën uit de Schrift, gingen zij op reis. Hun zoektocht bracht hen eerst in Jeruzalem, bij koning Herodes. Maar daar vonden zij geen vreugde of aanbidding, alleen angst en verwarring. Geen feest, geen eerbetoon, geen knielende menigte. Uiteindelijk werden zij doorverwezen naar Bethlehem, en daar bleef de ster staan boven het huis waar Jezus was. Zonder de Schrift, zonder Gods openbaring, waren zij daar nooit gekomen.
De wijzen die een koning zochten in een paleis, kwamen terecht in een eenvoudig huis, in een klein dorp. Daar vonden zij het Kind en Zijn moeder. En dan gebeurt het wonder van het geloof: zij zien in dit kwetsbare kind Iemand die het waard is om voor te knielen. Niet omdat het hoort, niet uit gewoonte of protocol, maar omdat zij erkennen wie Hij werkelijk is. Een Koning – niet alleen van Israël, maar van de hele wereld. Zo worden deze wijzen de eersten uit de heidenvolken die Jezus erkennen en aanbidden. Dat is geloof: “een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.”
De Bijbel zegt: zij vielen neer. Dat is geen voorzichtige beweging, geen beleefd gebaar. Het is een vallen, zoals muren vallen, zoals regen valt, zoals zaad op de aarde valt. De kracht verlaat je benen. Je hoeft niet verder, want je hebt je doel bereikt. Je erkent: dit Kind is meer waard dan ik. Daarom openen zij hun schatkisten en leggen alles voor Hem neer. Zij belijden: dit Kind is mijn Koning en Heer.
Wanneer zijn wij voor het laatst op onze knieën gegaan? In onze westerse cultuur doen we dat bijna nooit meer. Misschien bij een huwelijksaanzoek. Misschien – heel soms – bij het vragen om vergeving. Of bij het bidden, al blijft dat vaak bij woorden. Toch doet knielen iets met ons. Het laat iets zien van ons hart. Misschien zegt onze moeite met knielen wel iets over onze trots, over ons verzet tegen echte nederigheid.
Want wat is Kerst anders dan het neerbuigen van God naar ons? Hij wordt klein, kwetsbaar, weerloos. En juist zo openbaart Hij Zijn koningschap. Jezus is Koning geworden door te knielen op de juiste plaats. Hij weigerde te knielen voor de duivel, die Hem aardse macht beloofde. Maar Hij knielde wel voor Zijn Vader in gebed, en Hij knielde om de voeten van Zijn discipelen te wassen. Zo leert Hij ons dat knielen wezenlijk is voor het geloof, maar dat het erom gaat vóór Wie wij knielen.
Wij knielen niet voor mensen om hen te vereren. Wij knielen niet voor machten die ons succes of invloed beloven. Maar wij knielen wél voor de God die ons kent, voor de Koning van hemel en aarde, voor Hem bij wie wij vergeving zoeken en aan wie wij alles toevertrouwen. Zoals de wijzen hun schatten brachten, mogen ook wij ons leven voor Hem neerleggen.
De wijzen bereikten hun bestemming, maar zij bleven niet. Zij keerden langs een andere weg terug naar hun land – veranderd, omdat zij het Kind hadden ontmoet. Zo is Kerst ook voor ons: wij mogen knielen bij de kribbe, maar we worden gezonden om terug te gaan naar onze plaats in het leven, om daar dienstbaar te zijn. Door te knielen voor elkaar: in het huwelijk, in de zorg voor wie zwak is, in kleine daden van liefde. Gemeente, het is goed om Kerst te vieren. Het is nodig om voor Hem te knielen. Maar het doel is dat wij, veranderd door Zijn liefde, leren knielen voor onze naaste. Wanneer heb jij voor het laatst geknield? Voor Hem? Of voor de ander? Het is de laagste plaats – en tegelijk de hoogste eer. Amen.
Vertaling van een preek van Csongor A. Kelemen, verkondigd te Zwolle in de Lutherse Kerk, op 26 december 2026
