Vandaag vraag ik jullie aandacht voor een onderwerp dat veel mensen, in het bijzonder in het westen bezighoudt: “Deconstruction” ofwel deconstructie van geloof. Dit betekent dat mensen hun geloof kwijt raken, meestal nadat ze zijn opgegroeid in een christelijk gezin en kerk. Vaak vertellen ze hun verhaal op social media, podcasts, boeken, of in programma’s zoals “Adieu God!” van de EO.
Veel mensen doorlopen dit proces, waarbij sommigen verbittering voelen, anderen opluchting, en weer anderen rouw en verdriet. Misschien heeft iemand in onze gemeente dit ook meegemaakt – indien niet bij onszelf, misschien wel bij een geliefde. De vraag is dan: hoe moeten wij, als kerk omgaan met mensen die God “vaarwel” zeggen? Wij weten hoe de wereld omgaat met deconstructie verhalen: het wordt in het licht van acceptatie, tolerantie, pluralisme als iets volstrekt positiefs gezien, als iets om toe te juichen: “wat een mooi, persoonlijk, authentiek verhaal en geloofsweg”. Ik denk dat u wel begrijpt dat de Bijbel er veel waarschuwender over spreekt.
De Bijbel is duidelijk: afvalligheid is ernstig. Hebreeën 6:4-6 zegt: “Het is onmogelijk om hen die eens verlicht zijn geweest […] en daarna afvallig worden, weer opnieuw tot bekering te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken.“
De Bijbel noemt hen die hun geloof verlaten “afvalligen”. Misschien nergens zo vaak als in de Hebreeënbrief. Deze brief is geschreven vooral aan Joodse Christenen, die worden opgeroepen om de verleiding van misleidende leraren te weerstaan, die ze weer terug willen roepen naar een geloof van werken. Daarom schrijft de Hebreeënbrief: 2:3 “hoe zullen wij dan (het oordeel) ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen.” Het gaat dus om het verliezen van het heil. Vandaar de ernst. Als iemand de genade in Christus verloochent, verliest hij zijn zaligheid.
Een keer gered, altijd gered?
Maar kan dat wel eigenlijk? Je zaligheid verliezen? De Bijbel spreekt vaak over de zekerheid van je zaligheid. Jezus zegt in Johannes 5:24: “Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven […] maar is uit de dood overgegaan in het leven.” Voltooide tijd. Onveranderlijk. Dit betekent dat voor hen het eeuwige leven al begonnen is. Zo spreekt ook Paulus in Efeziërs 1 daarover dat God gelovigen vóór de grondlegging van de wereld heeft uitverkoren. En Zijn wil is onveranderlijk. En Jezus belooft in Johannes 10:28 ook dat niemand de Zijnen uit Zijn hand zal rukken. Dus ja, de Bijbel zegt “een keer gered, altijd gered” omdat de zaligheid niet afhangt van de mens, maar van Gods onveranderlijk besluit.
Maar hoe zit het dan met de “afvalligen”? Gods Woord leert ons dat iemand die zijn geloof los laat, nooit echt heeft gelooft. In 1 Johannes 2:18-19 staat: “Zij zijn uit ons midden weggegaan, maar zij waren niet uit ons; want als zij uit ons geweest waren, dan zouden zij bij ons gebleven zijn.” Dit betekent dat afvalligen nooit echt wedergeboren waren.
En toch… als je iemand zou spreken die “adieu God” zegt, zouden zij misschien zeggen: je hebt geen idee! Bij mij was het wel echt! Ik heb het écht geloofd! En nu niet meer…
Het zaad en de aarde
Wij hebben de neiging om daar heel zwart-wit over te denken, maar de Bijbel geeft ons wel nuancering. De woorden die hier in Hebreeën worden gebruikt met betrekking tot aarde, die vrucht óf dorens en distels voortbrengt, doet ons denken aan de gelijkenis van Jezus die wij “de Zaaier” noemen. In de gelijkenis vallen sommige zaadjes langs de weg, anderen in rotsachtige grond, weer anderen tussen dorens en distels, en uiteindelijk ook zaad in goede aarde. En Jezus legt deze gelijkenis ook uit, namelijk dat sommigen het Woord niet eens ontvangen door de satan, anderen ontvangen het wel, maar hun geloof is tijdelijk, omdat ze afvallig worden óf door verdrukking, of door verleiding. Slechts wie het evangelie ontvangt, en ook daarnaar zijn leven leidt, zal blijven bestaan. Dus: er zijn wel degelijk mensen die kunnen zeggen dat ze écht geloof hadden, maar dit later verlieten. Hun ervaring kan oprecht voelen, maar dat is het juist: een waar geloof wordt niet gemeten aan hoe krachtig een ervaring of gevoel is…maar aan de standvastigheid van dat geloof tegen de satan, verdrukking en verleiding in.
Maar is er dan geen hoop?
De woorden in Hebreeën 6 zijn scherp: “Het is onmogelijk dat iemand die de rijkdom van het Evangelie heeft geproefd en dit later afwijst, opnieuw tot bekering gebracht wordt.” Maar deze woorden moeten we heel scherp toepassen op onszelf en heel ruim op anderen.
Voor een ander: Het beoordelen van de heilsstaat van een ander is niet aan ons. God is vergevingsgezind, en Zijn genade is groter dan wij kunnen beseffen. Dus misschien denkt de ander oprecht geloofd te hebben, maar misschien heeft hij nog niet eens besef van hoe groot de rijkdom van Gods genade werkelijk is. Daarom moeten we blijven getuigen van ons geloof en blijven bidden voor hen die hun geloof vaarwel hebben gezegd.
Voor onszelf: verlaat nooit het geloof dat je ooit beleden hebt. Hebreeën zegt, iemand die dat doet, kruisigt Jezus opnieuw, en brengt schande op Zijn kruis. Als je je geloof baseert op gevoelens of ervaringen, zal het altijd wankel blijven. Maar als je roemt in de kracht van het kruis van Christus, dan kun je alle stormen, verdrukkingen en verleidingen weerstaan. Laat ons vastklampen aan dat kostbare kruis van Christus. Want Zijn genade is altijd groter dan wij kunnen bevatten. AMEN.
Samenvatting van een preek van Csongor A. Kelemen, verkondigd te Zwolle in de Lutherse Kerk op 14 juli 2024
