Taart na de kerkdienst in eigen taal. Het duurzaam geloof van Hongaarse christenen in Nederland

Reportage van Herman Veenhof. Origineel verschenen in Nederlands Dagblad, herpublicatie hier met toestemming van de schrijver.

Na de dienst is er koffie, thee, sap en … meer dan alleen een koekje.

De preek heet Igehirdetés en het gebed Imádság. Ze komen overal vandaan, die dertig Hongaren in een luthers kerkgebouw. Uit Transsylvanië, uit Almere, van Urk. Maar vandaag geloven ze in Zwolle.

Een klein meisje kan zich niet bedwingen en loopt tijdens de dienst naar het kerststalletje, dat nog steeds in de kerk staat. Ze pakt het Jezuspoppetje uit de armen van Maria en wiegt het heen en weer. Ook de dieren hebben haar belangstelling; Jozef blijft onaangeroerd. Af en toe haalt haar moeder haar weg, maar een minuut later wipt ze weer van de bank.

Je zou bijna vergeten dat vijf meter verderop een preek wordt gehouden, door een jonge dominee. Csongor Attila Kelemen (35) staat normaliter ‘op Urk’. Hij is getrouwd met Alie van den Berg. ‘Ik ben gereformeerd predikant in een Nederlandse gemeente, maar ook daar draag ik mijn Hongaarse toga. Ik hoef mijn roots nergens te verloochenen’, zegt hij.

‘papa’

De preek gaat over Lucas 2 en Hebreeën 11, de blikrichting van de geloofshelden in het Oude Testament. ‘Het is net al bij AR,  de augmented reality op je smartphone’, zegt Kelemen. ‘Daar kun je extra dingen toevoegen aan wat je in de werkelijkheid ziet: een baard of een hoed. Zo is het ook in de Bijbel. Profeten en gewone mensen zagen soms meer dan het oog bood: ze keken uit naar de Messias. Dat kwam door hun geloof. Dan zie je zowel de moeilijkheden als de zegeningen scherper. Dan is de dood geen punt, maar een komma. Zonder geloof is dood dood. Dan blijf je achter met Stef Bos: ‘Jij gelooft in God, dus jij gaat naar de hemel en ik geloof in niets. Dus we komen elkaar, na de dood, na de dood, nooit meer tegen. Maar papa, ik hou steeds meer van jou’.

Twee keer per maand komt de Hongaarse Protestantse Gemeente bijeen in de lutherse kerk in Zwolle. – beeld Dick Vos

In de lutherse kerk aan de Koestraat in Zwolle zitten dertig Hongaren die in Nederland en vier andere landen wonen. Ze snappen de hint naar de artiest en sommigen weten zelfs dat hij van het lied ‘Papa’ een tweede versie maakte, met minder ongeloof.

Het gebouw van de Evangelisch-Lutherse Gemeente in Zwolle staat pal naast de Fundatie, met haar opvallende grijze koepel. De kerk is tegen de voormalige middeleeuwse stadsmuur aangebouwd en in 1649 als schuilkerk ingewijd. Recent is de kerk ingrijpend verbouwd. Het Leeflang-orgel is van 1984, gerenoveerd in 2015. Het oude orgel werd in 1916 ingewijd door de fameuze Jan Zwart.

Om tien uur is er de reguliere dienst, met rond de honderd bezoekers. Om twee uur kerken de Hongaren.

‘Elke tweede of vierde zondag van de maand komen we hier bij elkaar voor een kerkdienst, om en om met de anglicanen’, zegt János Hermán (75). Hij komt uit Kolozsvár, de Hongaarse naam voor de stad Cluj-Napoca in Roemenië. In het noordwesten van dat land, in Transsylvanië (of Zevenburgen), vormen de Hongaren een grote bevolkingsgroep. Ze werden decennialang onderdrukt door de communisten en nu nog een beetje, door de nationalisten. 

Maar dat zijn Hongaren zelf ook.

grensbewakers

Kelemen is een halve Szekler, van vaderskant. Dat waren de grensbewakers van het Hongaarse Rijk, een traditie die nu door premier Viktor Orbán wordt gebruikt om de christelijke rand van het Fort Europa mee aan te duiden. 

De predikant spreekt vrijwel accentloos Nederlands. Hij volgde het basisonderwijs in die taal, doordat zijn vader theologie in Kampen studeerde. 

Zelf studeerde hij in zijn thuisstad drama en theater aan de Babeș-Bolyai universiteit en daarna theologie, aan het Protestants Instituut. Een deel van die studie deed hij in Bern en Kampen. In 2019 werd hij beroepen op Urk.

Kelemen heeft een Hollandse en een Hongaarse ziel en zo kijkt hij ook naar de politiek in beide landen. ‘Ik ben er verdrietig over dat door de ongekende polarisatie er met zoveel wantrouwen wordt gesproken over de wederzijdse politieke insteek. Dit geldt de rechter- en de linkerflank, zowel Hongarije als Nederland. Een beetje meer ootmoed zou beide regeringen sieren.’

Dominee Attila Kelemen heeft een Hongaarse én een Nederlandse ziel. – beeld Dick Vos

Hermán en zijn vrouw Hannie Mostert wonen in Zwolle; ze zijn hier de ruggengraat van de Hongaarse Protestantse Gemeente. Ze leerden elkaar in 1973 kennen, tijdens een trip van Hannie in Roemenië; ze viel voor de domineeszoon. Ze woonden in zijn land totdat de dictatuur van Nicolae Ceausescu niet meer te harden was. 

Een halve eeuw na hun eerste ontmoeting hebben ze zes kinderen en acht kleinkinderen, die overal wonen.

De dienst in Zwolle is een schoolvoorbeeld van de Hongaarse diaspora. Het land van de Magyaren was eens een groot koninkrijk, maar nu een kleine republiek, die dwarsligt in Europa. Miljoenen landgenoten zijn er, maar de meesten zijn ‘Hongaren over de grens’ – jong en oud.

In Nederland wonen bijna dertigduizend Hongaren, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hoe de religieuze verdeling ligt, is niet precies bekend. ‘Onze ambassade houdt geen gegevens bij van Hongaren die in Nederland wonen’, zegt persattaché Attila Szabó in Den Haag. Maar het percentage protestanten is hoger dan in Hongarije zelf, waar katholieken de helft uitmaken en protestanten een kwart van de bevolking. Dat komt door de eeuwenoude banden tussen de gereformeerde en hervormde kerken in Nederland en Hongarije en de golven vluchtelingen.

gastvrij

Veronika is slechts een paar maanden in Nederland; ze loopt stage aan de hogeschool Windesheim en keert daarna terug naar Roemenië. Ze praat in het Engels met jongeren.

Emőke Urbán-Kátai woont met haar man in Almere, maar kerkt nu hier in Zwolle. ‘Eigenlijk komen we van nog verder weg. Mijn ouders gingen in 1965 vanuit Boedapest naar Zweden. Mijn moeder woont daar nog steeds en is 95 geworden.’

Aan een tafel zit een rooms-katholiek echtpaar, met de jongste zoon van dominee Herman. Voor hen liggen op A2-formaat kleurige jaarkalenders met alle feest-, toog- en bijeenkomstdagen: een protestantse, een katholieke en eentje voor Erdély, zoals Hongaren Transsylvanië noemen.

Na de dienst is er koffie, thee, sap en – nee, geen koekje, zoals in Nederland als de kerk uitgaat. Hier staan taarten, cakes en zelfgebakken hapjes. In Hongarije is het snel sluitende trommeltje met biscuit onbekend. Gastvrijheid als christelijke deugd hoef je dit volk niet meer te leren.

Hongaarse diensten in Nederland

Verspreid over Nederland zijn op veel plaatsen kleinschalige Hongaarse religieuze bijeenkomsten, meestal eens per maand. Pastoor István Havas gaat voor in de Onbevlekt Hart van Mariakerk aan het Bloklandenplein in Den Haag; er zijn soms ook katholieke vieringen in Helmond, Eindhoven, Rotterdam en Amsterdam.

Ook protestanten kerken in de grote steden, mailt Ágnes Csanády, beheerder van een aantal Facebook-groepen waarin enkele honderden Hongaarse christenen zich met elkaar verstaan. Emőke van Bolhuis-Szabó in Rotterdam en Károly Paál in Amsterdam verzorgen maandelijks een dienst. In Vianen gaat Uzonka Sólyom voor; het Hongaarse Huis daar ontstond uit het werk van de bekende Hongaarse gereformeerde predikant István Tüski, die in 1948 naar Nederland kwam. In 2010 overleed hij op 86-jarige leeftijd. In Rotterdam is er elke week een bijeenkomst van de evangelische, jonge Hollandiai Magyar Gyülekezet (Hollands-Hongaarse Gemeente, HMGY). Ze kerken aan de Pearl Buckplaats in Alexanderpolder. Barnabás Kriszt is een van de leiders.

János Hermán leerde in Roemenië zijn Nederlandse vrouw kennen. – beeld beeld Dick Vos