Schriftlezing: Psalm 24,1-10.
Grondteksten: Lev. 20,9 en Luc.15, 11-32.
De eerste zondag van Advent leert ons het verhaal over de God die in menselijk gestalte verscheen in Jezus. Hij kwam op aarde om onder ons te wonen.
De gelijkenis leert ons over de vader, die twee zonen had, die beide hun vader evenveel haatten.
De verloren zoon, de jongste, verachtte zijn vader doordat hij zijn vader dood wenste, toen hij zijn deel van de erfenis alvast opeiste. De oudste had zijn vader ook niet onvoorwaardelijk lief. Hij diende hem met bijbedoelingen, wilde ervoor beloond worden. Hij had rechten, vond hij.
Hij kon zich niet verheugen samen met zijn vader over zijn teruggekeerde/bekeerde broer.
In het geval van de jongste broer is het bijzondere niet zijn gedrag. Het gebeurt wel vaker dat kinderen niet veel om hun ouders geven, ze aan hun lot overlaten, zelfs hun dood wensen. Wat opvalt is hoe de vader hierop reageert, We hebben gelezen wat er gebeurt met kinderen die hun ouders niet eren. – maar deze vader gaat toch in op het verzoek van zijn zoon. Het symbool van kracht en discipline stort met één klap in voor onze ogen: de kracht van deze vader bestaat er niet in om zijn zin, zijn wil door te drijven tegen zijn zoon in. Wat een verdriet moet hij ervaren hebben door de liefdeloosheid van zijn jongste zoon, die wegging. Dag na dag heeft hij op hem gewacht bij de poort en steeds verscheen hij niet aan de horizon! Deze vader heeft in zijn gebrokenheid, in zijn ondraaglijke pijn, in zijn meest zwakke ogenblik laten zien, hoe sterk hij was. Dag en nacht verwachtte hij zijn zoon. En Hij heeft hem vergeven toen hij eindelijk thuiskwam. Deze zoon die zijn dood had gewenst.
Met buitengewone vreugde ontvangt hij hem terug, hem op wie hij zo lang had gewacht.
De oudere zoon heeft een ander verhaal. In deze gelijkenis spreekt Jezus de Farizeeën aan, Israël als de oudste zoon: ze zouden verheugd moeten zijn en samen met de vader blij om de terugkeer van de jongere broer. De Heer spreekt de oudste zoon aan, de zoon die zijn vader net zo min liefheeft. De zoon die niet in het huis van zijn vader wil zijn, die niet beseft wat hem al gegeven is. De zoon om wie de vader zich net zo goed bekommert, net zoals hij zich druk maakt om de jongste zoon, die weggelopen was.
Deze twee zonen, die zulke verschillende levens leidden zijn in hun hart allebei even liefdeloos. De oudste zoon zouden wij kunnen zijn: De kerkmensen.
Wij zijn ons niet altijd bewust van onze veilige plek dicht bij de vader. Wij zijn vaak bezig om ons eigen welzijn onze status te beschermen. Wij zijn toch gelovig, wij verdienen het.
En het stoort ons, dat de vader zich ontfermt over buitenstaanders, buitengaanders. De vader wil graag zoeken naar de mogelijkheden om te kunnen vergeven. Wij vinden het moeilijk om te vergeven en om vergeving te vragen, we willen onze zwakheid niet laten zien.
De vader zoekt niet alleen de mogelijkheid om te vergeven, maar schept de gelegenheid ook in Jézus Christus. Hij, die zelf het Licht is en het Leven, hij heeft zelf geleden en is gestorven aan het kruis. Hij heeft onze ondraaglijke last op zich genomen. Hij is de zoon, wiens hart gelijk klopt met het hart van de vader: Hij komt in ontferming naar de weggelopen zoon, die verloren was, en hij komt naar de oudste zoon om zijn verharde hart zacht te maken. Hij die zichzelf gaf voor degenen, die haatten en de dood wensten. Hij is degene in wie het hart van de vader uitgetekend is: de ware kracht, die hij in zijn zelfovergave en grenzeloze liefde in de grootste zwakte heeft getoond.
Nederlandse samenvatting van de preek van Dániel Ilosvai. Verkondigd te Zwolle, op 27 november 2022