God is machtig – de toekomst is hoopvol                                       

Lezing: Zacharias 1:1-6

Zacharia ontvangt zijn roeping van de Heer in een van de moeilijkste, donkerste en onzekerste tijden van Israël. Het Joodse volk keert weliswaar terug uit de gevangenschap, maar het eens zo glorieuze, onafhankelijke Jeruzalem is een schaduw van zijn vroegere zelf, de muren in puin, de poorten verbrand, de eens zo glorieuze tempel van de Heer verwoest. Het land rondom hen is dor en vermoeid, de volkeren rondom hen vijandig en boosaardig. De internationale politieke situatie en toekomst zijn onzeker, het heden is hopeloos. Maar in Ezra’s tijd beginnen de kinderen van Israël, ondanks alle hopeloosheid, hun huizen, hun tempel en hun leven weer op te bouwen. Dat wil zeggen, laat ik preciezer zijn – ze leggen de fundamenten. Maar op een menselijke manier die ons zo vertrouwd is, geven ze het op gezien de omstandigheden om hen heen. Ze geven het nieuwe op, ze geven het nieuwe begin dat God hun biedt op, ze geven het herstel van de kerk op.

Nu, aangekomen in de tijd van de profeet Zacharia, zijn meer dan 17 jaar verstreken sinds het leggen van de eerste steen van de nieuwe tempel, maar het werk aan de tempel blijft onvoltooid. Het werk is gestopt, mensen zijn het zat voordat ze echt begonnen zijn. De grote beloften van de soms grote profeten, de verheffing van God door alle volken in Sion, de grootheid en heerlijkheid van Israël – allemaal vergeten.

Ze keerden terug naar huis, ja – maar naar wat? Waar was de glorie gebleven die bij thuiskomst hoorde? Waarom is de bemoediging niet uitgekomen? Waar is de zegen die God beloofde? Nergens, lijkt het. Er is nog steeds teleurstelling en angst, onzekerheid, twijfel over de nieuwe macht en strijd met naburige volkeren. Alles wat overblijft is wat het niet waard is om voor te vechten. Dus Israël gaat het anders doen. Het begint te zoeken naar wat het denkt dat de moeite waard is, het begint te zoeken naar wat het denkt dat blijvend is, het begint te zoeken naar wat het denkt dat een beter doel zal dienen. Het bouwen van de tempel hapert, want de mensen zijn vooral bezig met hun eigen huizen, hun eigen welzijn.  De mensen proberen een thuis te maken in een thuisloze wereld, zonder God.

Beste broeders en zusters, kent u deze situatie? Kennen we zulke omstandigheden niet? Leven we niet in een wereld die in cultureel en sociaal opzicht snel verandert? Misschien kunnen we sympathiseren, misschien kunnen we de frustratie begrijpen die gepaard gaat met economische onzekerheid, misschien weten we wat het is om te leven in een wereld die wordt beheerst door steeds wisselende politieke machten. Zulke realiteiten zijn moeilijk, zulke realiteiten zijn beladen met zorgen. En het is misschien op zulke momenten dat we het meest naar God willen kijken voor bemoediging, voor een boodschap van geruststelling, voor een boodschap van bescherming. En dit is de eigenlijke roeping van Zacharia. Om Gods koudbloedige mensen moed in te spreken. Als ik de boodschap van het boek Zacharia in één zin zou moeten samenvatten, zou ik de volgende zin in mijn en uw hart schrijven, beste broeders en zusters. God is groter dan het gewonde, gehavende, pijnlijke verleden van welke mens of natie dan ook. God is groter dan het hopeloze, grijze, onzekere heden van mensen, van volken of naties. We leren vandaag ook weer om te hopen, Hopen op terugkeer, hopen op een nieuw begin een nieuw plan. God is machtig – de toekomst is hoopvol.

Maar om Israël naar huis te laten terugkeren, mijn lieve broeders en zusters, moet hun verleden worden gezuiverd. Israël moet zijn fouten onder ogen zien, Israël moet het punt vinden vanwaar het is afgedwaald van het pad dat het met God heeft bewandeld. “Keer naar hem terug, zegt de Heer der heerscharen, en ik zal naar u terugkeren.” – Zacharia profeteert aan het volk van Israël.

Bekeer je uit je hulpeloosheid! – Zacharia smeekt zijn medemensen. Want zoals eerder gezegd, op dit punt in zijn geschiedenis heeft Israël het opgegeven. Het is moe van de politieke onzekerheid en de armoede. Het leven is hard, het werk is hard, de tijd is eindig, reflecteerde de Israëliër. Alles wat ze wilden was een normaal leven, maar in hun zoektocht naar normaliteit liepen ze het gevaar om God ergens onderweg te verliezen. Zo vergaat het ook ons, als we in beslag worden genomen door moeiten en zorgen, waardoor we vergeten, dat we kinderen van de machtige God zijn en dat we uitgekozen zijn om Zijn blijde boodschap te verbreiden in deze donkere wereld.

Het volk Israël was verdreven uit hun land, Adam en Eva werden verdreven uit het paradijs. Ze werden uitlandig, ellendig. (Denkend aan het Duitse woord Elend) Uiteindelijk zijn we allemaal verdreven, afgedreven van het doel van ons leven. Afgedreven, verdreven, maar niet ver genoeg. We kunnen het nog horen:

’Keer nu naar mij terug, en ik zal naar jou terugkeren’.

Preek van Ds. Viola Erbach, Deberecen – Kampen. Verkondigd te Zwolle, in het Hongaars, op 9 oktober 2022.