Tekst: Psalm 4
De meesten van ons merken van onze snel evoluerende wereld dat deze niet wordt gekenmerkt door stilte en rust, maar meer door lawaai. Er zijn velen wiens dagelijks leven ‘lawaaierig’ is door vreugde en succes.
Tegelijkertijd zijn en horen onze uitroepen uit de diepte ook bij ons. Met name in de afgelopen twee jaar zijn onze uitroepen toegenomen door de pandemie en in de laatste weken door het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. Elders schreeuwen mensen om hulp en vluchten mensen door overstromingen of verwoestende branden. En natuurlijk hoeven we niet ver te gaan, want daar zijn ook onze eigen innerlijke diepten, onze twijfels en angsten.
De schrijver van de vierde psalm ervaart ook een soortgelijke gemoedstoestand. Hij voelt zich door de vijand opgesloten en beperkt en vraagt God om hem ademruimte te geven en hem te bevrijden van de onderdrukking. We weten niet precies welke beschuldigingen de psalmist raken, daarom kunnen we ons zo gemakkelijk identificeren met zijn woorden, ziende op en ervarend, de vastgelopen en noodlijdende positie van onszelf en de wereld. “Als God voor ons is, wie is dan tegen ons?” We deze vraag gehoord bij het lezen van de Bijbel, maar ons antwoord erop is niet zo vanzelfsprekend: “niemand, zeker niemand.” Want vaak wordt ons vertrouwen in God op de proef gesteld; hoeveel machthebbers en vorsten vergrijpen zich niet aan mensenlevens zonder genade te beoefenen.
Samen met tijdgenoten van de psalmist kan de vraag rijzen: wie zal ons goed doen? Kunnen we nog op iets of iemand hopen? Dit is een gevaarlijke toestand, aangezien twijfel gevaarlijker voor ons kan zijn dan de aanvallende vijand die ons van buitenaf aanvalt. Twijfel valt de mens immers van binnenuit aan, het stelt het geloof en het vertrouwen van de mens in God op de proef.
In deze situaties kan de menselijke reactie heel verschillend zijn.
Eén van de meest voorkomende en snelste menselijke reacties op onrecht, schade aan ons of anderen, is woede. Als we het zouden kunnen doen met een zwaard of een denkbeeldige druk op een knop, zouden we een einde maken aan het kwaad. Misschien kennen we ook anderen wiens handen eerder gebald zijn dan gevouwen voor het gebed. Wie doet ons goed? Er is niemand die ons goed doet, daarom denken wij dat wij het in onze handen moeten nemen om het kwaad te stoppen, ook al is het alleen maar in gedachte.
Aan de andere kant kunnen we in de val lopen van berusting. In de geestelijke, diepe duisternis dat we nergens meer de betekenis van zien op aarde, geven we de toekomst op, laten we maar komen wat komt, het maakt voor ons toch niets meer uit. Met name als we voelen dat de stand van zaken niet alleen onze mogelijkheden overtreft, maar ook die van God. Maar als we in deze moedeloosheid vervallen, vergeten we iets: daarom moest Jezus uitroepen aan het kruis: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Zodat we dit nooit hoeven te voelen, laat staan uitspreken.
Het is zo mooi om de derde vorm van gedrag op te merken waarvan de psalmist, ondanks alles, getuigt. “Weest toornig, maar zondigt niet… En zwijgt.” Hij wordt niet boos, hij zoekt geen wraak. Ondanks dat hij geen uitweg ziet, wordt hij toch niet hopeloos. Want hij weet één ding zeker, hij weet wie God voor hem is en wie hij is in Gods ogen. Hij weet dat God de God van zijn gerechtigheid is. Het maakt niet uit welke beschuldigingen er tegen hem worden ingebracht, hij weet dat hij ook in deze situatie voor God staat, die hem ziet. Hij is degene die hem alleen kan oordelen, Hij is de enige rechter die hem gerechtigheid kan geven. En hij is zich er ook bewust van dat zijn leven niet buiten het zicht van God ligt. Hij beschouwt zichzelf als een gunstgenoot van God, een God die hem een ademruimte biedt in nood en hem verzekert van Zijn trouwe liefde. De in een gebed gezette schreeuw en roep om hulp van de psalmist is een uiting geworden van vertrouwen: ‘de Here hoort, als ik tot Hem roep’.
De tweede vastenzondag wordt beschouwd als de herdenkingszondag. Met de woorden van Psalm 25 vragen we God om ons te gedenken in Zijn genade en barmhartigheid: “Gedenk uw barmhartigheid, Here, en Uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid.” En wat mooi zou het zijn als wij in zulke situaties, dorstend naar hulp in ons dagelijks leven, ons zouden kunnen herinneren wie God voor ons is en wat wij voor Hem betekenen. Laten we ons de hele reis herinneren waarin Hij ons geleid heeft. Laten we niet vergeten dat Hij ons beloofd heeft dat Zijn liefde nooit zal eindigen, Hij kende ons al in de moederschoot, Hij zorgt altijd voor ons. De Here zal voor u strijden, en Gij zult stil zijn. – bemoedigt Mozes het volk van Israël, en ook ons.
De psalmist roept op tot kalmte. Hij raadt aan om, ook als ze trillen van boosheid en woede, de woede hen niet te laten beheersen. Weest toornig, maar zondigt niet… En zwijgt. Je kan en moet soms boos zijn, want het kwaad kan niet met gesloten ogen aangezien worden, maar dit alles kan bestreden worden met handen in gebed gevouwen. Hij adviseert hen ook om deel te nemen aan het offer en op God te vertrouwen. Offeren is hier niet alleen een offer in rituele zin, maar het is een geestelijk proces wat zich in het innerlijk van de mens afspeelt en wat in geestelijke zin tot uitdrukking komt. Wie met oprechte bekering en berouw en met oprecht vertrouwen voor God komt, kan terugkeren naar de vader-kind-relatie met Hem, en zo ervaart de mens Gods gerechtigheid. Nu, in de periode van vasten, is het des te belangrijker om naar binnen en naar God te keren. Maar het offer omvat ook wat we voor anderen brengen. Wat we kunnen opgeven van onze eigen rijkdom, tijd en kracht om anderen te helpen. Een kennis van mij die predikant is, zei hierop dat in deze tijden dit hulpoffer een belijdenis van ons geloof is.
De psalmist heeft in zijn eigen diepten de woorden van de Aäronitische zegen niet vergeten. Hij vraagt God om het licht Zijns aanschijns over hem te verheffen. Het is Gods aanwezigheid die licht en beschutting geeft tegen de angsten van duisternis en nacht. Het licht schijnt in het donker het krachtigst. Zoals in de verschrikkelijke duisternis van de oorlog, schijnt het licht van Gods genade middels de helpende handen, in de gezinnen die hun huizen openstelden en de miljoenen biddende zielen. Laat je toe dat Zijn vrede je doordrenkt, omvormt en tot rust brengt? Zodat jij ook kan getuigen dat God je vrede heeft gegeven.
De psalmist vertelt niet of zijn vijanden, of de externe factoren die hem belasten, verdwenen zijn. Maar hij getuigt dat zijn vertrouwen in de kracht van God hem veel grotere vreugde schonk dan hij menselijk had kunnen bereiken. We kunnen ons voorstellen hoe groot de vreugde in de harten van de mensen in die tijd kon zijn wanneer ze na een droge, uitdagende zomer, eindelijk hun granen konden oogsten en zich konden verheugen in de vrucht van de wijnstok. Dit is een grote vreugde, maar de psalmist zegt dat het vertrouwen in God een nog grotere vreugde is, dat Hij de mens met een nog vollere vreugde zegent. Niet met wat we kunnen verzamelen in de schuur, op de bank, in onze woning, dat buiten ons is en daarom onzeker, maar met de vreugde van Gods nabijheid en liefde, vrede en licht. Dit kan met geen wapen, geen sancties of geen bedreigingen worden afgenomen.
De psalmist, over zijn eigen diepten heen stappend en het licht van Gods aangezicht vindend, heeft vrede bereikt. Dit gaat niet altijd vanzelf. Het is niet altijd makkelijk te vinden, met name als ons leven door oorlog is verscheurd. Laten wij daarom vrijmoedig, eerlijk durven uit te roepen tot God, die onze trouwe Vader is in Jezus Christus. Hij alleen is degene die ons door zijn Geest kan geven om met de psalmist te belijden: In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen, want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen. Moge de Heer dit geven aan allen die wakker liggen van geweervuur, die het uitschreeuwen van hun ziekte, die vrezen voor of rouwen om hun dierbaren, en voor ons allen die op Hem vertrouwen.
Samenvatting van de preek van Júlia Debreczeni, Zwolle 13 maart 2022.
Vertaald door Tünde Snijders.