Gesprek met een Samaritaanse vrouw (Johannes 4:1-42)

Geliefde broeders en zusters,

31 oktober is een bijzondere zondag. Niet alleen Hervormingsherdenking, maar, zoals het ook bij Hongaren de gewoonte is: Dodenherdenking. Vanuit deze twee perspectieven zullen wij kijken hoe Gods Woord ons wil verrijken met hoop en onderwijs.

I. Allereerst: Persoonlijke reformatie. Wij zien de stappen van persoonlijke reformatie in het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de put. Het pure feit dat wij allen in onze eigen taal de woorden van de Schrift kunnen lezen en begrijpen is al een reden tot dankbaarheid. Voor het Hongaarse Rijk dat in de 16de Eeuw, na de slag bij Mohács in drieën gedeeld werd, waren de woorden van het Evangelie een grote bron van troost en hoop.

Naar de bron van hoop kunnen verschillende mensen door verschillende redenen geleid worden. Deze vrouw wordt ernaar toe geleid door haar verdriet, haar schande. En zo wordt haar gesprek met Jezus tot een gesprek tussen een mens die God zoekt, en God die de mens vindt. De dingen waar ze over spreken: nationale vragen, het lijden van het leven, herdenking. De nationale vraag heeft in dit verband daarmee te maken dat het volk van de Israëlieten en dat van Samaritanen letterlijk niet uit één beker hebben gedronken. Van deze vraag gaat het gesprek door naar de plaats van godsdienst. Jezus spreekt over een niveau van aanbidding wat het zichtbare te boven gaat: in geest en waarheid. De vrouw leert langzaam dat Jezus anders is dan andere Joodse leraren, die de Samaritanen veel wonden van het verleden hebben verweten. De put waar zij elkaar ontmoeten is ook een historische, wat door een gedeelde voorvader, Jakob werd gegraven.

Maar waar gaat naast deze overduidelijke thema’s het gesprek over? Over het leren kennen van ‘de gave Gods’ – als de vrouw deze zou kennen, zou ze niet meer naar de put hoeven te komen. En wat is deze gave Gods? Kerst staat al voor de deur, en de tekenen daarvan zijn al her en der op straat en in winkels te zien. Kerst leert ons dat de grootste gave, het grootste cadeau van God Zijn Eigen Zoon, Jezus is. Wij weten dit al, de vrouw had het nog niet kunnen weten. Dus als wij ons in haar plaats zouden zetten: wat zou dan voor óns de gave Gods zijn? Kinderen, ouders? Diegenen voor wie wij zorgen, of die voor ons zorgen. Of misschien toch diegenen die al niet meer tussen ons zijn? Bij deze put was dat Jakob. Wij mogen ook onze herinneringen voor Jezus brengen.

Hoe gaat het gesprek verder? Zoals Calvijn daarover zou schrijven: van zelfkennis richting Godskennis. Eerst kennis van buiten: U heeft toch geen emmer? Dan nieuwsgierigheid: geef mij dat water, dan zou ik niet meer naar de put hoeven te komen. Waarom zou ze dat niet willen? Door haar schande vanwege haar leven. En Jezus spreekt haar precies daarop aan. Zij zocht haar voldoening in relaties – zoals wij het ook vaak in verkeerde dingen zoeken – terwijl voldoening alleen in God is te vinden. En de vrouw komt al gauw genoeg achter dat haar leven voor Jezus een open boek is.

De belijdenis van deze vrouw komt geleidelijk. Eerst zegt ze nog: ‘Heere, ik zie dat u profeet bent.’ Dan later komt: ‘Ik weet, dat de Messias komt’. En dan komt de openbaring van Jezus: ‘Ik ben het die met jou spreekt.’ En op dit persoonlijk woord van Jezus gaat het hart bewegen. Op dit woord van Jezus merken wij ook dat onze gebeden niet alleen tot het plafond gaan, maar hun bestemming bereiken, dat het lezen van de Schrift en kerkgang niet alleen maar rustgevende gewoonten zijn maar dat er relatie ontstaat met God, dat Hij tegenwoordig is.

Op dit woord begint ook in deze vrouw de reformatie. Zij verandert van een vrouw die met haar schande naar de put komt tot een vrouw die Gods gave ontvangen heeft. En wat voor de reformatie nodig is, is het leren kennen van onszelf, en het leren kennen van de gave Gods, van Zijn genade en liefde, Die niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat de zondaren zich tot Hem keren. Het is déze God waar Luther, Calvijn, Zwingli zo ijverig naar hebben gezocht: de God van genade.

II. Ten tweede: De Samaritaanse reformator. De getuigenis van de vrouw, wier leven herstelt is, bereikt ook de inwoners van de stad. En de genade lijkt sterker te zijn dan de eeuwenlange haat, want de mensen accepteren de getuigenis van de vrouw. Wij lezen niet wat de vrouw geantwoord heeft op de openbaring van Jezus: ik ben het. – alleen haar handelen. De vrouw die zich het liefst wilde schuilen van anderen, zoekt nu andere mensen juist op om ze de gave Gods bekend te maken: ‘Komt…zou Hij niet de Christus zijn?’

Zij wordt de eerste ‘Reformator’ uit Samaria, die doorgeeft wat zij ontvangen heeft: levend water. Waarom is dit water van Jezus zo goed? Waarom worden mensen daarna nooit meer dorstig? Omdat Hij ook onze dorst heeft gedragen. Aan het kruis: ‘Mij dorst’ – zei Hij daar. Hij heeft daar de afwezigheid van God ervaren en op zich genomen, zodat wij nimmer door Hem verlaten zouden worden. Dit is wat Jezus ons vandaag wil geven. Wij zien vandaag de tekenen van brood en wijn als tekenen van Zijn lichaam en bloed, maar daardoor voedt Hij ons tot het eeuwige leven. Hij biedt ons levend water aan – laat ons dat in geloof aannemen.

Wat betekent het dus om een Reformator te zijn? Ten eerste, om zelf ‘gereformeerd’ te worden – namelijk hersteld, veranderd worden in ons wezen, en in onze relatie tot God. Om teruggeleid te worden naar de enige bron van levend water. En ten tweede om anderen ook daartoe te nodigen. Ik wens jullie en ons allen een goede reis tot Gods onuitputtelijke bron van liefde en genade. Wij hoeven niet te dorsten, maar laat ons het levend water voor niets nemen. AMEN.

Nederlandse samenvatting van de preek van Dávid Kis Kendi, te Zwolle, op 31 oktober 2021