Van dood naar leven

Schriftlezing: 1 Johannes 1-2, 2

Tekst van de preek: Joh 5, 24-25, 1 Joh 3, 14

Twee weken geleden was ik op een reünie van onze oude klas van de Middelbare school in Székelyudvarhely, Roemenië. Naast de bijzondere persoonlijke ontmoetingen, werd het extra bijzonder gemaakt door een toespraak van onze (80-jarige) oude docent. Ik heb nooit geweten dat hij die docent natuurkunde was, en dus gericht op het onderzoeken van de fysieke wereld, ook oog had voor de metafysiek. Ik heb nooit geweten dat hij ook geloofde. Als docent natuurkunde in de jaren 1970, ten hoogste van het Communisme, had het voor hem niet toepasselijk geweest om zijn geloof openbaar te belijden. Nu deed hij dat wel.

Hij vertelde een verhaal van een succesvolle zakenman: goed werkend bedrijf, meer geld dan hij nodig had, enz. Hij schreef zelfs een boek over hoe je succesvol kunt worden. En toen, na een uiterst succesvol leven, stierf deze man. Hij kwam met een grote, volle koffer te staan voor het aangezicht van de Heere, die hem vroeg: Wat heb je in je koffer? Hij antwoordde: mijn geld, mijn boek, mijn waardevolle spullen. De Heere heeft hem uitgelegd, dat hij deze dingen niet mee zou kunnen nemen de eeuwigheid in. Hij begreep het, heeft alles uitgepakt, en ging weer staan voor de Heere. En hier heeft onze docent het verhaal afgeknipt, en ons met de vraag gelaten: wat zou hij overgehouden hebben, en zou hij daarmee de hemel in zijn gekomen?

De stilde werd verbroken door een klasgenoot: niets! Wij kunnen niets meenemen! Dit klopt…dacht ik, wij zullen allen zonder enkel bezit gaan staan voor de Heere, maar ik heb er ook bij gezegd: 1 Korinthe 13: 13 – na alle dingen die voorbijgaan, tenietgedaan worden, en achtergelaten zullen moeten worden, zijn het drie dingen die zullen blijven bestaan: geloof, hoop en liefde. Als deze drie er bestaan, zullen zij bewaard blijven. Wij hebben niet eens een koffer nodig om het erin te proppen…het voornaamste van de drie blijft bijvoorbeeld juist dan bewaard, als wij het uitdelen. Op die reünie heb ik deze gedachte daarmee aangevuld wat ik hier, in deze gemeente op 2de Paasdag had willen vertellen in de preek (helaas kon die reis en dus ook mijn deelname op die dienst door de luchtmaatschappij niet doorgaan): Na Pasen is de belangrijkste vraag voor een gelovig persoon niet meer: is er leven na de dood…maar juist: is er leven vóór de dood, en hoe is dit leven?

De meeste Hongaarse sprookjes eindigen met de zin: En zij leefden gelukkig, totdat zij stierven.”En tijdens het luisteren van het sprookje waren wij als kinderen altijd in spanning, en afwachting van de overwinning van het goede over het kwade, van het licht over de duisternis, van de waarheid over de leugen. Sprookjes hebben altijd als doel dat kleine kinderen zich leren te identificeren met de gerechtigheid, en waarheid, en liefde.

Singer Magdolna schreef in 2011 een boek met de titel “En zij leefden gelukkig totdat zij stierven…en toen?” – een boek wat kinderen zou moeten helpen bij het verwerken van rouw. Wat moet, wat kan een volwassene zeggen tegen een kind over de dood? Een moeilijke taak. Waarom? Omdat wij de helden uit de verhalen alleen tot dít punt kunnen begeleiden, verder reikt onze zicht niet. Maar wat bij de helden van sprookjes zo is, is bij de helden van het geloof wel anders. Als wij dan aan geloofshelden denken, komen de helden van Hebr. 11 misschien als eerste in gedachten…maar ook de geloofshelden van alle dag verdwijnen niet na de dood, maar…en dan zal ik proberen het zo te formuleren dat zelfs de kleinsten het begrijpen: zij leefden gelukkig tot hun dood…en daarna leefden zij nóg gelukkiger.

Hoe dan? Het antwoord begint bij Pasen. Met Pasen is tot ons het evangelie gekomen dat Jezus van de dood naar het leven is overgegaan. Dit is ongewoon, dit is niet logisch! Uit de dood in het leven…wij zijn het juist andersom gewend. En dat gebeurde met Goede vrijdag: Jezus ging over uit het leven in de dood – maar na drie dagen is deze hele logica op zijn kop gezet door de opstanding van Jezus. Dit biedt een geheel nieuw perspectief. Jezus is de Eersteling (1 Korinthe 15: 23) die uit de dood is overgegaan in het leven. De schaduw van de dood is niet meer het enige over ons leven, maar het eeuwige leven gloort na de dood. Dit is door geloof onze mogelijkheid. Door welk geloof? Een hoorbaar en zichtbaar geloof.

Het geloof door het horen. – Jezus heeft al lange tijd voor zijn opstanding gesproken over deze nieuwe orde: van de dood in het leven. (Johannes 5: 24) – Hij zegt: wie mijn woorden hoort, en gelooft in Hem die mij gezonden heeft…is uit de dood overgegaan naar het leven. – voltooide tijd. Dus het is niet een werkelijkheid van de toekomst, maar het gebeurt nú. Dit heeft onbegrijpelijk moeten zijn voor Zijn hoorders toen. En zo is het ook voor ons nu.

En maar een paar decennia later spreekt dezelfde Johannes, die oorgetuige was van de woorden van Jezus, met volle vertrouwen uit: “Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven”. Wat hij heeft gehoord en gezien, heeft hij, en alle anderen, die daar getuige van waren, gedeeld met de wereld…en zo is het (God zij dank) ook naar ons gekomen.

Wat Johannes zegt is geen vage werkelijkheid, geen ongewisheid, maar zekerheid: “Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven omdat wij onze broeders liefhebben” (1 Johannes 3: 14). De verzekering, het bewijs van het geloof dat uit het gehoor komt is de zichtbare vrucht der liefde. Daarom zegt de apostel Johannes: laten wij niet met woorden, of met de mond, maar met daden en waarheid liefhebben. (1 Johannes 3: 18).

Deze gedachte wordt door de Hongaarse zangeres Pásztor Anna gezongen in het lied Márti dala. Er is in dit kleine liedje zoveel gevoel, verantwoordelijkheid en aansporing. De vertaling is: “Begin toch met leven, zodat jullie iets te vertellen hebben straks aan de kleinkinderen, wanneer zij om je bed gaan staan, om je bed heen gaan staan, op je bed gaan springen…zodat jullie iets te vertellen hebben: begin toch met liefhebben!”

Ik zou nu het nu kunnen afsluiten. Maar wij moeten nog een vraag beantwoorden. Om wat voor een leven, en om wat voor een dood gaat het? Als wij alleen maar de logische volgorde kennen, spreken wij over een fysiek, biologisch bestaan. Een leven waarvoor wij alles opofferen, en een dood die wij met al onze kracht en macht proberen uit te stellen. Het afgelopen jaar heeft iedereen die uitbundig kunnen ervaren.

Maar naast het fysieke leven en fysieke dood spreekt de Schrift ook nog over een ander leven en dood, een geestelijke. In de brief aan Sardis (Openbaring 3: 1) lezen wij: ‘Uw naam is dat u leeft, maar u bent dood.”. In Johannes 5: 25 spreekt Jezus ook over een leven en een dood, wat meer is dan wij kennen. Het leven is meer dan het leven wat wij kennen, en de dood is meer dan de dood die wij kennen. Deze woorden klinken bijna mystiek.

Maar als wij het verder bedenken, moeten wij gelijk geven aan Abraham Lincoln, die zegt: “Aan het einde zal niet van belang zijn hoeveel jaren er in jou leven waren, maar hoeveel leven er in jou jaren was.” Dit is hét Leven. Het Leven, waarover Jezus zegt: Johannes 11:25 Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven. … En hij vraagt erbij (niet alleen aan Martha): Gelooft u dit?

Als het antwoord ‘ja’ is, dan moeten wij ook gelijk geven aan de Hongaarse Nobelprijs drager en ontdekken van Vitamine C, Szent-Györgyi Albert zei: “Eeuwenlang was de belangrijkste vraag van de mensen hoe het leven na de dood zal zijn. Het lijkt erop dat nu (in de jaren 1930) wij eerst antwoord moeten zoeken op de vraag, hoe het leven vóór de dood uit zal zien.” Diegene die al in dit leven uit de dood is overgegaan in het leven, die hééft het leven. Die kan nóch door dood, nóch door iets anders worden gescheiden van de liefde van God (Romeinen 8) die ons is verschenen in Jezus Christus.

De opstanding van Jezus Christus, het horen van dit evangelie, het geloof uit het horen, en de liefde uit het geloof. Dit is de enige weg van de dood naar het leven. Er is ons geen andere weg gegeven. Ons perspectief is niet meer de dood, maar het leven, het eeuwig leven, de eeuwige vreugde.

In het Hongaars wordt er (tegenwoordig steeds minder) een woord gebruikt om aan te duiden als iemand overlijdt: “vergelukt” (i.p.v. ‘verongelukt’). Een mooi en rijk woord: vergelukt. Er zat de gedachte in, dat een mens tenminste na zijn dood het geluk heeft ontvangen. Dit was meer dan waar sprookjes ons op doen hopen: “Zij leefden gelukkig totdat zij zijn gestorven.” Wij moeten er dus bij zeggen: na hun dood nóg gelukkiger, vergelukt! Wat je daarvoor nodig hebt is niet een ceremonie van zaligverklaring, maar het antwoorden in geloof op de vraag “Welke troost put je uit het artikel over het eeuwige leven?” (HC 58) Antwoord: k voel nu het begin van de eeuwige vreugde in mijn hart. Na dit leven heb ik deel aan de volledige zaligheid, die niemand ooit heeft kunnen bedenken, zien of horen. Dan zal ik God eeuwig eren.

Wat een gelukzalige kennis! Het geeft reden, inhoud en perspectief aan het leven! Wij mogen gelukkig leven, totdat wij sterven. En dan nóg gelukkiger! Amen

Vertaling uit het Hongaars. Preek van Attila Kelemen, die werd verkondigd te Zwolle, op 13 juni 2021.