Waar wachten wij op? (Lectio: Jesaja 43: 1-21; en Hand. 1-9. Textus: Hand 1: 6-9)

Afrikaanse slaven in de Verenigde Staten hadden vroeger een zogenaamde negro spiritual, waarin zij daarover zongen, dat zij het einde van hun lijden met smart verwachten: Soon, ah, will be done –heet het. En de tekst daarvan is ongeveer als volgt: Oh, gauw, zullen alle zorgen van de wereld vergaan, ik ga met God wonen. Ik wil mijn Jezus ontmoeten, ik wil mijn God ontmoeten. Geen huilen, geen jammeren meer, gauw zullen alle zorgen van de wereld vergaan, ik zal met God wonen. En het is een erg pakkend lied, het heeft een bijzondere ritme, en het eindigt ook een groot akkoord. Het bijzondere van dit lied is, dat wanneer het mannenkoor van het Protestants Theologisch Instituut uit Kolozsvár dit lied zingt bij verschillende optredens in verschillende gemeenten, veel mensen (vooral ouderen) zich door dit lied enorm aangesproken voelen. Ze zeggen dan: Ja, dat is waar ik naar verlang: dat het huilen en het jammeren, de zorgen en de pijn nou eindelijk voorbij zijn, en ik bij mijn God mag wonen. Hier wacht ik nou het meest op!

Gemeente, waar wachten wij het meeste op? Ik denk, als ik iedereen zou vragen die in de gemeente zitten, wij compleet andere antwoorden zouden krijgen. Als ik de kinderen zou vragen, zouden zij antwoorden: ik kan niet afwachten om volwassen te zijn, om brandweerman of dokter of juffrouw te worden; als ik de tieners zou vragen, zouden zij zeggen: ik kan niet afwachten om eindelijk het huis uit te zijn, en alleen te wonen, zodat ik mijn eigen baas ben; en als wij zo verder de ladder van het leven oplopen, komen er steeds nieuwe en nieuwe doelen, nieuwe verwachtingen tevoorschijn: een partner vinden, trouwen, kinderen krijgen, een goede baan krijgen, geld verdienen, met pensioen gaan -en wat blijft er dan nog over? Dan blijft er alleen maar over, waarde erg verouderde gemeenteleden in Roemenië ook met smart opstaan te wachten: I’m going to live with God! -Ik zal met God wonen. De volgorde van deze doelen is voor ons bekend, de doelen zelf zijn ons ook bekend, maar is u ook al opgevallen, dat ook al staan wij op zo veel verschillende dingen te wachten in het leven, er onder deze dingen bijna nooit het wachten voorkomt op wat Jezus heeft belooft, namelijk, dat Hij terug zal keren in Zijn volle glorie, en het Koninkrijk God eindelijk volmaakt zal worden? Denken wij hierover eigenlijk na als een mogelijkheid, een optie? Of beter nog, denken wij hierover eigenlijk na als iets wat al vast staat, wat evenzo zeker is als ons bestaan, als iets wat in ons leven, morgen, of vandaag, of nu op dit moment zou kunnen gebeuren? Hoe denken wij over de terugkomst van de Heer? Als iets wat ooit eens een keer, na ons aardlijke leven zal beginnen, of iets wat al begonnen is? Als iets wat ver weg van ons is, of iets wat nu is?

I. In het gelezen Schriftgedeelte laten de discipelen een erg radicale houding zien. Zij stellen Jezus deze vraag: Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen? Wij zien wel misschien soms de komst van Jezus als een verre werkelijkheid, maar voor de discipelen had dit de hoogste prioriteit en actualiteit. En hoe zij de vraag stellen is ook zo bijzonder: Het is uiterst logisch. Laat ons proberen, om ons in te leven in hun situatie.

Dit gesprek tussen Jezus en de discipilen, waar Lukas over schrijft, heeft plaatsgevonden heel kort vóór de hemelvaart van Jezus. Maar dit wisten de discipelen natuurlijk nog niet. Zij zagen Jezus niet als iemand, die hen alweer zou verlaten, maar als iemand die tot hen terug is gekeerd. Het is onvoorstelbaar wat een achtbaan van emoties deze mensen hebben moeten meemaken. Ten eerste, ontmoeten zij een paar jaar terug een bijzondere man, zij laten alles, hun hele leven liggen voor deze man, die wonderen doet, met gezag onderwijst, zieken geneest, doden doet leven, en het Woord van eeuwig leven heeft. Zij dachten: Ja, dit is hem! Dit is de Messias, die Israël zal bevrijden! Hij is het die ons door de profeten werd beloofd! En dan in een keer, vallen al hun dromen uiteen, als zij op goede vrijdag hun Meester, hun Messias op het kruis zien sterven. En een paar dagen daarna: weer een wending, want Hij is ook opgestaan, en was weer bij hen. En toen dachten zij zeker: Nou, ook al hadden wij misschien eerst twijfels, maar nu weten wij zeker! Dit is hem gewoon! Een man die zelf de laatste vijand, de dood kan overwinnen, het kan niet anders, dan dat Hij de Messias is! En daar is Hij weer, tussen hen, hij praat met ze, hij eet met ze, hij gaat met ze vissen. En dan is het al bijna lachwekkend wat de discipelen tegen Jezus zeggen: Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israel herstellen?-In feite zeggen ze tegen hem: Meester, wij weten nu zeker, dat U de Messias bent. U hebt al deze wonderen gedaan. Wordt het dan niet hoogste tijd, dat U Israël ook gaat herstellen? Waarom gebeurt het nog niet? Waar wacht U dan nog op?

Het is op dit moment wel goed om te bemerken waar de discipelen op stonden te wachten. Want zoals alle joden hebben zij van de Messias het herstel van dat glorierijk koninkrijk verwacht, waar ooit David de koning van was. Voor hen betekende het herstel van Israël -natuurlijk, afhankelijkheid van de Romeinen, dat zij weer vrij mogen leven in hun land, het beloofde land, en dat de glorie van de troon van David terugkeert. Dit hebben zij van Jezus verwacht, en pas na Zijn hemelvaart is dit dan onder hen, binnen de kerk veranderd. Maar laat ons even niet daarop letten WAT de discipelen verwachten, maar HOE zij het doen? Zij zeggen niet: wat zal het toch mooi zijn, als het ooit een keer mag gebeuren in de toekomst, dat Israël hersteld wordt. Nee, zij praten over het NU. Het kan ook niet anders, wat Hij is bij hen. Hij, Jezus, die het zal verwerkelijken staat gewoon daar tussen hen. Hoe kan het dan ook anders, dat ze het begin van het heil binnen een afzienbare tijd, NU voelen. En dit is wat wij kunnen en moeten leren uit de vraag van de discipelen: niet waar zij naar verlangen, maar hoe zij dat doen, namelijk, voelend, dat Hij, die het verwerkelijkt waarlijk onder ons, tussen ons is.

II. De discipelen stellen dus deze vraag vol ongeduld en vol verwachting. En het antwoord van Jezus klinkt een beetje vreemd. Want het is een ja of nee vraag -en Jezus had een van beiden kunnen antwoorden. Maar toch doet hij dat niet. Hij doet iets merkwaardigs. Want de discipelen stellen een vraag over iets wat Hij moet doen, en Jezus richt hun focus op iets, wat zij moeten doen. Als de discipelen vragen: Is het niet Uw zaak om Israël te herstellen?-antwoordt Hij: Het is niet jullie zaak om dit te weten. Het is ook een beetje een terechtwijzing.

Maar ondanks dat het antwoord van Jezus terechtwijzend is, is het niet teleurstellend. Want Jezus zegt niet alleen: het is niet jullie taak om dit te weten -maar hij zegt -de Vader weet het wel, en het ligt in Zijn macht om het te doen. En in deze gedachte ligt het grote Evangelie, blijde boodschap voor ons ook vandaag verborgen. Want Jezus stelt ons gerust: ons eigen leven, waar wij zo bezig mee zijn om steeds nieuwe doelen te bereiken, het lot van onze gemeenschappen, van ons land, van geheel de wereld is in de macht van God. En we kunnen dit nooit vaak genoeg herhalen, totdat wij het eindelijk beseffen! Het lot van de wereld, hoe kwetsbaar het ook mag lijken (en wij hoeven alleen maar heel even het nieuws kijken, of wij weten het al) hoe kwetsbaar en breekbaar de wereld ook mag lijken, het lot van de wereld staat stevig in Gods handen, het lot van wereld werd al besloten, toen Jezus op Golgotha de zonden van de wereld op zich genomen heeft, en door Zijn opstanding de dood overwonnen heeft. Het antwoord van Jezus klinkt voor ons evenzo veel als toen voor de discipelen: Het is niet onze zaak om te weten, wanneer en hoe God Zijn plan volbrengt. Maar wij moeten wél weten, dat de koers van geschiedenis ZEKER is, dat Zijn plan onveranderlijk is, en met Christus’ opstanding het besluitende moment al gebeurd is.

III. Wat was tot nu toe de lijn van het gesprek? De discipelen vragen vol verwachting: Here, waar wacht u nog op? Wanneer herstelt U Israël? Jezus antwoordt: Het is niet jullie zaak om dit te weten, maar dat van de Vader. Laat ons even voorstellen wat er was gebeurd, als Hij Zijn antwoord zo had gelaten. Je zou kunnen zeggen: Ja, het is een mooi antwoord, want het herinnert de mens daaraan om niet steeds te vragen: Wanneer nou? Ja, het is een mooi antwoord, want het herinnert de mens om zijn vertrouwen enkel en alleen op God te stellen, die zijn lot in handen heeft. Als Jezus hiermee zijn antwoord had beëindigd, zou Hij tegen ons zeggen: Het is niet jullie zaak -blijf maar wachten. Ga maar rustig bezig met jullie eigen levens, blijf maar wachten dat jij volwassen wordt, dat jij een goede baan krijgt, dat jij kinderen krijgt, dat jij met pensioen gaat, en blijf maar wachten dat je leven vergaat. Laat alles andere maar over aan de Vader.

Maar het antwoord van Jezus stopt niet met: blijf maar wachten. -Zijn woorden geven ons niet de taak om te wachten, maar ook iets anders. En deze taak luidt: jullie zullen van mij getuigen in Jeruzalem, in Judea, Samaria, tot aan de uiteinde van de aarde. Stelt u maar zich voor hoe onverwachts dit voor de discipelen was. Zij hebben verwacht, dat hun Meester en Messias een rijk zou herstellen met vrede, recht, en vrijheid, IN ISRAEL. En nu komen zij te weten, dat zij niet eens in Israel moeten blijven, maar tot aan de uiteinden van de aarde moeten om van Hem te getuigen. Ja, zij moeten getuigen, dat Jezus niet alleen over Israël heerst, maar over de hele wereld. Zij moeten getuigen, waar zij nu ook nu zo zeer van zijn overtuigd: dat Christus heeft geleefd, is gestorven en weer opgestaan -en dat is zo waar, als het feit, dat Hij nu tussen hen staat. En dit moeten zij delen met heel de wereld. Jullie worden mijn getuigen tot aan het uiteinde van de aarde.

Volgens Handelingen waren dit de laatste woorden van Jezus voor Zijn hemelvaart. Vanaf dat moment was hij niet meer bij ze. En dit heeft weer alles veranderd -weet u nog, dat wij het hadden over een achtbaan van gevoelens -dit was een nieuwe bocht -want die zekerheid, waar wij het net over hadden: Hij staat hier tussen ons -dit was al weg. En daar stonden zij dan -hun ogen naar de hemel gericht, de richting die Jezus is opgegaan -en zij waren weer alleen.

En weet u, wat zo opvallend is in dit verhaal? Het is precies de tijd tussen hemelvaart en Pinksteren. En wat lezen wij over de discipelen? Zij gingen terug naar hun bovenvertrek. En wij weten, tot Pinksteren gebeurt er ook niet veel daarvan wat Jezus heeft gezegd. Want Hij zegt het als een feit: Jullie worden mijn getuigen in Jeruzalem, in Judea, in Samaria, tot aan het uiteinde van de wereld -en wat doen de discipelen? Zij blijven thuis! Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed. Zij kunnen de taak niet aan. Want hoe kunnen zij nou de heerschappij van een koning verkondigen die niet meer tussen hen is? Zij hadden hulp nodig.

Later begrepen zij volledig wat Jezus tegen ze heeft gezegd voor Zijn hemelvaart. Want Hij zei tegen ze: Wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen. Wat was tot dat moment de grootste zekerheid van de discipelen? Dat Jezus bij ze was. Dit was het bewijs voor ze, dat Hij is opgestaan. Maar na hemelvaart was deze zekerheid ineens weg, deze leegte moest gevuld worden, en dat heeft de Heilige Geest gedaan. Ook wel Trooster genoemd, en dat wil zeggen: Jullie zijn niet alleen. En vanaf het moment van de hemelvaart is de situatie van de discipelen en onze situatie hetzelfde: de enige manier waarop wij de tegenwoordigheid van Jezus kunnen voelen is door de Trooster, door de Heilige Geest. En het is deze Geest, waar de discipelen voor hebben gebeden tussen Hemelvaart en Pinksteren. En het is deze Geest, waarvoor ook wij mogen en moeten bidden, zodat wij onze taak kunnen vervullen: om de hele wereld in te gaan, en getuigen: Christus is opgestaan, en Hij zal terugkomen in Zijn volle heerlijkheid.

Want wij moeten niet alleen maar wachten op Zijn komst, maar tot Zijn komst werken aan deze taak. Zo zijn de discipelen tot apostelen, zendelingen geworden, omdat zij begrepen hebben: Het Evangelie is alleen maar mijn eigen, als ik Christus niet alleen als mijn eigen zie, maar als de koning van heel de wereld. Dit is onze taak, en ook al weten wij het, voelen wij, dat het niet in onze macht alleen staat om het te verwerkelijken. Maar daarom luiden de woorden van Christus ook vandaag tot ons: De Heilige Geest komt over jullie. -Alleen door de Heilige Geest gebeurt het, dat wij de heerschappij van Christus niet alleen maar als een verre toekomst zien, maar als tegenwoordige werkelijkheid, waarvan wij in het HIER en NU moeten getuigen.

Aan het begin heb ik de vraag gesteld: Waar wachten wij op? Op welvaart, op kinderen, op geluk, op eeuwige rust, of toch maar op de komst van Jezus? Want als wij op hem wachten, laat Hij ons weten: Wacht niet zomaar op mij! Want als wij samen met de discpelen de vraag stellen: Here, waar wacht U nog op? Laat ons dan altijd herinnerd worden: In Christus heeft de belangrijkste wending al plaatsgevonden. Het is volbracht, de verlossing van de wereld is volbracht. Dus broeders en zusters, waar wachten wij dan nog op? Laat ons nu al beginnen met de taak die wij als kerk gekregen hebben, om aan iedereen die dichtbij of ver van ons is te getuigen: het koninkrijk Gods is niet een verre werkelijkheid, maar wij mogen het nu al, in dit leven voelen, dat Jezus over heel de wereld heerst. Met deze Jezus hebben wij gemeenschap door de Heilige Geest, die ook niet meer op zich laat wachten, maar met het eerste Pinksteren uitgestort is. Wij mogen met een gelovig hart zeggen: Kom, Heilige Geest God! Laat ons hart vervuld zijn, en laat ons nu al weten, dat de Heer regeert! En dan snappen wij ook die verwachting van de discipelen: wordt het koninkrijk niet nu volmaakt? Nee, nog niet nu, maar wij proeven het nu al. Hiervan moeten wij getuigen tot aan het uiteinde van de wereld. AMEN

Soon ah will be don’awid de troubles ob de worl’,
troubles ob de worl’, de troubles ob de worl’.
Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
goin’ home t’ live wid God.

Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
troubles ob de worl’, de troubles ob de worl’.
Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
goin’ home t’ live wid God.

I wan’ t’ meet my mother,
I wan’ t’ meet my mother,
I’m goin’ t’ live wid God.

Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
troubles ob de worl’, de troubles ob de worl’.
Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
goin’ home t’ live wid God.

I wan’ t’ meet my father,
I wan’ t’ meet my father,
I wan’ t’ meet my father,
I’m goin’ t’ live wid God.

Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
troubles ob de worl’, de troubles ob de worl’.
Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
goin’ home t’ live wid God.

No more weepin’ an’ awailin’,
o more weepin’ an’ awailin’,
o more weepin’ an’ awailin’,
I’m goin’ t’ live wid God.

No more weepin’ an’ awailin’,
no more weepin’ an’ awailin’,
no more weepin’ an’ awailin’,
I’m goin’ t’ live wid God.

No weepin’, no weepin’,
no wailin’, no more wailin’,
no more weepin’.

Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
troubles ob de worl’, de troubles ob de worl’.
Soon ah will be don’ awid de troubles ob de worl’,
goin’ home t’ live wid God.

I wan’ t’ meet my Jesus,
I wan’ t’ meet my Jesus,
I wan’ t’ meet my Jesus,
I’m goin’ t’ live wid God.

Words and Music by William L. Dawson

Preek van Kelemen Attila Csongor. 13 mei 2018