Gemeente van de Heer, Jezus Christus,
De teksten uit Efeze 4, Handelingen 2, de 10 Woorden, Romeinen 12, – bevatten allemaal spannende boodschappen, over het vernieuwen van ons denken, onze verschillende gaven. Met Pinksteren konden driehonderdduizend pelgrims in Csíkszereda, /Roemenië/ de oproep horen:
– Újuljatok meg! Renovabitur! – Vernieuw je!–. Wees herboren! Wees tot zegen!
De boodschap van Pinksteren: ”Wie de naam van de Heer zal aanroepen zal worden gered”. Het gaat om een boodschap, die wij nu tijdens de verwoestende oorlogen nodig hebben: knielen en roepen tot de Heer, vrede stichten, helen, herbouwen.
God vraagt ons vertrouwen en onze bereidheid tot verandering, de inzet van onze gaven. Laten we daarom- zoals in Jeruzalem- bidden voor de nood van de wereld, voor alle nood! Laten we bidden voor vriend en vijand.
In Handelingen 2 vinden we een handreiking, voor een nieuw begin, vernieuwing.
In het verhaal gebeuren wonderlijke dingen: het talenwonder, die windvlaag, vuurtongen op de hoofden. Hadden we er maar een foto van, of een film…
Maar het Pinksterwonder laat zich niet vastleggen. Je moet het zien in geloof, verbeelding.
Bij het gebeuren op de Sinaï toen de 10 Woorden aan Israël werden gegeven, waren er ook donderslagen, vuurflitsen en rook. (Exodus 20).
In Jeruzalem zijn naast deze fenomenen, vrome mannen “uit alle volken die onder de hemel wonen”. Het is van wereldbelang wat hier gebeurt…
Hoeveel vrouwen, kinderen, vluchtelingen erbij waren, staat er niet.
In het Exodus verhaal werd een volk geroepen om volk van God te zijn, voortrekker te zijn, om als een stukje nieuwe mensheid door de wereld te trekken. De 10 Woorden zijn de weg en de waarheid ten leven, de loper die voor dit volk is uitgelegd, de route, die ze moeten gaan.
Israël was eersteling, kopgroep in de wereld.
In het Nieuwe Testament in de Romeinen brief roept Paulus de gemeente op tot zending; zout en licht in de wereld te zijn. Als een offer dat God naar de zin is. Dat kan een confrontatie worden met onszelf, met onze onwil en tekorten, en met het niet los willen laten van tradities, met een onverbeterlijke wil tot zelfhandhaving.
Zowel in Exodus 20 als in Handelingen 2 gaat het erom dat er een volk van God is, dat in hele concrete daden als een kopgroep op weg is naar de toekomst van God, midden in de wereldgeschiedenis. Het gaat erom, dat er te midden van de volken, waarachtige menselijkheid is, een geest van vrede. Dat die geest gaat waaien, onafhankelijk van de onvrede, die heerst, door meningen en wapens en leugens en embargo’s.
Bij de Geest moet je niet aan iets heel mysterieus denken, maar heel gewoon wat we in onze alledaagse werkelijkheid verstaan onder geest. Iedereen weet hoe beslissend de geest is in een gezin, in een groep, in een klas op school, in de kerk. Ze is beslissend voor de verhoudingen, de sfeer. De geest brengt iets teweeg. Het gaat erom, dat er een volk van God is, dat met goede daden een goede geest verspreidt.
Wij worden daarbij ingeschakeld, ondanks dat wij met Paulus kunnen zeggen: ‘het goede dat ik wil, doe ik niet en het kwade dat ik niet wil, dat doe ik’.
In Romeinen 12 worden leefregels gegeven, om de nieuwe levenswandel te tonen en daarbij hoort ook het kruis dragen!
Het mag een wonder heten, dat het spreken van God en van Jezus doorgaat. Volgens Paulus: ‘op basis van de barmhartigheden, die door God zijn bewezen’.
“Alles wat Jezus gezegd heeft, zal de Heilige Geest ons leren en te binnenbrengen”, (Joh. 14), Al Gods daden zal Hij ons te verstaan geven, zodat we kunnen antwoorden en reageren.
Het “Gij zult mijn getuigen zijn”, begint hier in vervulling te komen. We worden in dienst genomen, en gaan met God mee regeren. Dat zegt ook Petrus in zijn preek op die Pinksterdag. ‘Nu gaat het beginnen’ zegt hij: ‘Uw zonen en dochteren zullen profeteren, uw jongelingen zullen gezichten zien, de ouden zullen dromen dromen, dienstknechten en dienstmaagden gaan liefdeswerk verrichten’. Iedereen krijgt het te pakken. Een ieder gaat het zien. Een nieuw begin van een toekomst waarvan we dromen.
Het is ons allemaal in handen gegeven. God heeft geen andere handen dan de onze.
Dit project van God, is tot mislukken gedoemd, als ik zie waartoe wij mensen in staat zijn: zoveel haat, zoveel schuld, zoveel zelfverzekerdheid, zoveel onvergeeflijkheid in de samenleving, in de familie en soms ook in de kerk of tussen kerkelijke gemeenschappen. En toch zijn er steeds weer mensen die zich laten meenemen op de adem van God. Mensen, die er niet van af te brengen zijn dat deze wereld van God is, en dat ze daarom niet aan haar lot is overgelaten. Ze zetten zich in voor vrede en recht, strijden tegen ziekte en dood, delen en weten dat er genoeg is voor iedereen. God laat zien, dat Jezus Heer van allen is, dat een mens die God eert en het recht liefheeft, Hem welgevallig is, tot welk volk hij ook behoort.
Is dat de God van de traditie, of Gods stem van vandaag en de toekomst?
Petrus moest leren, dat de traditie ondergeschikt is “Sta op Petrus, slacht en eet!” Hij mag niets en niemand onrein of onheilig noemen. Cornelius hoort erbij, ontvangt de Heilige Geest, en wordt gedoopt, door Petrus en als ze dat later in Jeruzalem hem verwijten, kan hij alleen maar vertellen, wat hij heeft meegemaakt en zeggen: Hoe zou ik in staat geweest zijn, God tegen te spreken? Actueel, niet waar? Hier past een pinksterlied van Huub Oosterhuis (689)
Wat altijd is geweest, het waaien van de geest, gebeurt aan ons vandaag.
Dat vuur van het begin, wij ademen het in, Gods woord dat antwoord vraagt.
Die in de stilte sprak, het noodlot onderbrak en baande nieuwe wegen,
Hij is nog niet verstomd, Hij zoekt naar ons, Hij komt in mens na mens ons tegen
Hoe meer mensen zich durven laten bezielen, des te meer kans lopen we het op te merken.
Er worden koplopers gevraagd, die het kwade willen uitbannen, die willen leren, wat het betekent om de aarde in gerechtigheid te bewonen en die de vrede nastreven, niet zoals de wereld die wil. Maar het kwade te overwinnen door het goede, eerst in onszelf en dan met de mensen om ons heen.
Laten we veranderen, laat ons -thuis en in de wereld- tot een eiland van Vrede zijn! Laten we koplopers zijn, die uitgaan, om het zaad te zaaien op de akker van de wereld.
De Here God durft het met ons aan, hier in Zwolle en elders, overal.
Het is Pinksteren. Geef, Heer, dat op de velden van vervreemding pinksterrozen bloeien van Geloof, Hoop en Liefde. Dat de voortrekkers herkend worden als de lelies onder de distels.
En laten we geen dag vergeten, dat de Geest is uitgestort.
Ámen.
Preek van Hermán M. János, verkondigd in de Lutherse Kerk te Zwolle op 19 mei 2024
Vertaling: Hannie Hermán-Mostert
